1. Om zalig te worden is het niet voldoende om de door God geopenbaarde waarheden te geloven. We moeten ook de geboden van God en van de heilige Kerk onderhouden.
2. Er zijn tien geboden van God.
3. God verkondigde zijn geboden op de berg Sinaï op de vijftigste dag na het vertrek van de Israelieten uit Egypte.
4. Dit zijn de tien geboden zoals God die aan Mozes gaf:
- ‘Ik ben de Heer uw God. U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij. U zult geen beelden maken. Buig u niet voor hen neer en bewijs hun geen goddelijke eer.
- U zult de naam van de Heer uw God niet lichtvaardig gebruiken.
- Denk aan de sabbat; die moet voor u heilig zijn.
- Eer uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt.
- U zult niet doden.
- U zult geen echtbreuk plegen.
- U zult niet stelen.
- U zult niet vals getuigen tegen uw naaste.
- U zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste
- U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.’
5. God schreef de tien geboden op twee stenen tafels. Op de eerste stonden de drie geboden die onze plichten tegenover God voorstellen. Op de tweede stonden de zeven andere die handelen over onze plichten tegenover onszelf en de naaste.
6. De drie eerste gaan over onze plichten tegenover God. Het eerste gebiedt ons God te aanbidden, het tweede om zijn naam te eerbiedigen en het derde om de dag te vieren die aan Hem opgedragen is.
7. De zeven laatste gaan over onze plichten tegenover de naaste. Het vierde gebiedt ons om onze ouders te eren en de zes andere om de naaste geen nadeel te berokkenen, noch in zijn persoon, zijn goederen of zijn eer.
8. God heeft deze geboden al van het begin van de wereld in het hart van de mensen gedrukt. Op de berg Sinaï heeft Hij ze opnieuw afgekondigd omdat de mensen ze vergeten waren door de gevolgen van de erfzonde, de onwetendheid en de driften.
9. De geboden zijn universeel en gelden zowel voor christenen als Israelieten. Christus heeft dat op deze wijze verklaard: “Wilt gij het leven ingaan, onderhoud dan de geboden.”
10. Dat bevestigt Hij dan ook in deze parabel :“Daar kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’ Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’ Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’”
11. Wij zijn verplicht de geboden te onderhouden omdat God als onze opperste meester recht heeft op onze gehoorzaamheid. Met Gods genade is het trouwens makkelijk om ze te onderhouden.
Uitleg van de prent
12. Op deze prent zien we hoe Mozes de twee stenen tafels met Gods geboden ontvangt. Terwijl God zijn geboden aan Mozes geeft, overdekt een zwarte wolk de berg Sinaï; het dondert en bliksemt en het volk hoort een aanhoudend luid trompetgeschal. Daarmee wil God zijn volk aansporen om de wet te onderhouden.