De biecht
1. De biecht is het sacrament waarmee de zonden vergeven worden die na het doopsel begaan zijn.
2. Men ontvangt het sacrament wanneer de priester de absolutie geeft.
3. De absolutie is een soort vonnis dat de priester uitspreekt in de naam van Christus en waarmee de zonden vergeven worden, op voorwaarde dat de biechteling daartoe goed voorbereid is.
4. Vergiffenis van zonden in de absolutie kan slechts geschonken worden wanneer aan drie voorwaarden voldaan is: er is berouw, de zonden zijn beleden en de penitentie wordt uitgevoerd.
Berouw
5. Berouw betekent dat men oprecht spijt heeft over zijn zonden, deze verfoeit en dat men het vaste voornemen maakt om zijn leven te beteren.
6. We onderscheiden twee soorten van berouw: het volmaakt en het onvolmaakt berouw.
7. Het berouw is volmaakt wanneer men de zonde verfoeit vanuit het besef dat God oneindig goed is en dat de mens beseft dat hij Gods vertrouwen beschaamd heeft.
8. Als het berouw volmaakt is en men heeft de wil om te biechten, dan krijgt men vergiffenis voor de doodzonden.
9. Het berouw is onvolmaakt wanneer we de zonde enkel maar verfoeien om van God gunsten te verkrijgen, vanwege de gruwel zelf van de zonde, of uit vrees voor de hel of de goddelijke straffen.
De belijdenis van de zonden
10. We belijden onze zonden aan de priester om er door de absolutie vergiffenis voor te krijgen.
11. Christus heeft de belijdenis van de zonden voorgeschreven toen Hij aan de priesters de macht schonk om ze te vergeven. Daarom moet de priester de zonden kennen om te weten of hij ze kan vergeven of niet.
12. We moeten al onze doodzonden biechten, met hun aantal en de eventuele omstandigheden die de zwaarte ervan kunnen beïnvloeden in positieve of negatieve zin.
13. Onze dagelijkse zonden hoeven we niet te biechten, maar het kan toch heel nuttig zijn.
De penitentie en de aflaten
14. De penitentie dient om de breuk te herstellen die de zonde tot stand gebracht heeft tussen God en de zondige mens. Zij is tevens het herstel van de schade die de zondaar aan zijn naaste heeft toegebracht.
15. Wij zijn verplicht om de penitentie uit te voeren, zelfs nadat we de absolutie hebben ontvangen. Hoewel de absolutie de eeuwige straf kwijtscheldt, bevrijdt ze ons nochtans niet van de tijdelijke straffen die we tijdens of na dit leven nog moeten ondergaan.
16. We mogen bijna alle aflaten verdienen om de zielen in het vagevuur te bevrijden. Dit vroom gebruik wordt door de kerk ten sterkste aanbevolen.
Uitleg van de prent
17. Het belangrijkse onderwerp van deze prent is Jezus die verscheen aan zijn apostelen in het Cenakel op de dag van zijn verrijzenis.“Ontvang de heilige Geest”, zei Hij. “Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.”Zo stelde Jezus het Sacrament van de biecht in en gaf Hij aan bisschoppen en priesters de macht om de zonden te vergeven.
18. Christus heeft tijdens zijn leven meermaals zonden vergeven. Rechts bovenaan de prent zien we hoe de mensen een lamme tot bij Jezus brachten om hem te genezen.Hij tegen de man: “Uw zonden zijn u vergeven.” De schriftgeleerden en farizeeën hadden hun bedenkingen. “Wat is dat voor iemand,” zeiden ze, ”die zo godslasterlijk spreekt?” Jezus doorzag hun bezwaren en gaf hun een weerwoord: “Wat hebt u voor bezwaar? Wat is eenvoudiger? Zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven”, of zeggen: “Sta op en loop”? Maar opdat u weet dat de Mensenzoon bevoegd is om op aarde zonden te vergeven”, zei Hij, nu tegen de verlamde: “Ik zeg u, sta op, pak uw bed op en ga naar huis.” En meteen stond hij op en ging naar huis.
19. Onderaan rechts op de prent zien we een biechteling die zijn zonden gebiecht heeft en de absolutie verkregen. Zijn engelbewaarder toont hem de hemel en de duivel wordt door de absolutie uit zijn hart verdreven.
20. Linksboven zien we een beeld van volmaakt berouw in de persoon van Maria Magdalena. Deze vrouw had een zeer slecht leven geleid en kwam al wenend haar zonden belijden en vergiffenis vragen aan de voeten van Jezus de Verlosser. Christus, die toen aanlag aan tafel bij Simon de farizeeër, verklaarde dat aan Maria Magdalena vele zonden vergeven waren, omdat ze veel liefde had. Hij zei haar:“Uw zonden zijn vergeven. Ga in vrede.”