Jezus in het tabernakel
Vooraan in de kerk hangt de godslamp. Die zegt aan ieder kind: “Denk eraan, dat Jezus hier woont.” Altijd, overdag en ‘s nachts. Is Hij daar alleen? Neen, altijd zijn er engelen bij Hem. Je kunt ze niet zien. Een engel heeft geen lichaam. Het is een geest. Maar toch zijn die engelen er.
Jezus woont in de kerk. Daarom moet je Hem altijd groeten, als je langs een kerk komt. Zie je dat ook op één van de plaatjes? Jan komt voorbij een kerk. Ria gaat ook juist voorbij. Jan neemt zijn pet af. Ria hoeft haar hoed niet af te zetten. Ook haar mutsje niet. Ze buigt haar hoofd en zegt stil: “Geloofd zij Jezus Christus in het Heilig Sacrament.” Jan zegt dat ook. Ria heeft op school geleerd, hoe ze in de kerk moet knielen. Ze weet het nu heel goed. Kijk maar eens naar het derde plaatje. Dan kun je zien, hoe ze het doet. Als ik in de kerk kom, kniel ik eerbiedig.
Op het vierde plaatje zie je kinderen van de school. Ook Jan en Ria. Ze wonen de H. Mis bij. En ze doen het heel eerbiedig. Ze weten wel, dat ze daar niet mogen lachen en spelen. Zoiets doe je buiten, maar niet in het huis van Jezus. Ik zal eerbiedig zijn in het huis van God. Heel de dag zijn er engelen bij Jezus. Toch ziet Hij ook graag de kinderen bij zich. Loop daarom na school even langs de kerk. Ga Jezus goede dag zeggen. Dat vindt Hij heerlijk. Hij weet nu, dat je aan Hem denkt. En Hij zal ook aan jou denken en je blijven helpen. Ik ga dikwijls naar Jezus.