Category Archives: Prentencatechismus

Twaalfde artikel – Ik geloof in het eeuwig leven

De Hemel

1. De laatste woorden van de geloofsbelijdenis luiden: “Ik geloof in het eeuwig leven”. Dit wil zeggen dat er na dit aardse leven nog een ander bestaan zal zijn, hetzij gelukkig in de hemel, hetzij ongelukkig in de hel.
2. We weten dat er na dit leven een nieuw leven volgt omdat God ons dat zo geopenbaard heeft. Het hiernamaals is ook noodzakelijk voor het belonen van de goede mensen en het straffen van de slechten.
3. De hemel of het paradijs is de plaats waar enkel vreugde is, en waar de engelen en de heiligen God aanschouwen en met eeuwigdurend geluk overladen worden.
4. Mensen die sterven in staat van genade en geen goddelijke straffen meer te ondergaan hebben, gaan naar de hemel.
5. We weten dat de heiligen in de hemel God zien. Jezus, de Zaligmaker, heeft immers zelf gezegd: “Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.”
6. Het geluk van de hemel is zo totaal dat wij het met ons beperkt verstand niet kunnen begrijpen. Zo zegt de heilige Paulus: “Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben.”
7. Volgens de kerkvaders is het eeuwig leven gelijktijdig de verlossing van alle tegenspoed en het bezit van alle goederen.
8. Wat betreft de tegenspoed is de bijbel duidelijk. Wij lezen immers in de Openbaring van Johannes: “De gelukzaligen zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen.” Op een andere plaats staat ook geschreven: “God zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”
9. Wat betreft de goederen zal hun heerlijkheid overgroot zijn en zullen zij vreugde en plezier opwekken in alle mogelijke gedaantes. Momenteel kunnen wij echter niet de waarde van deze goederen begrijpen; zij kunnen zich niet aan onze geest openbaren.
10. Om hiervan te genieten moeten wij eerst binnentreden in de vreugde van de Heer. Dan zullen we ervan doordrongen en ondergedompeld worden. Al onze wensen zullen bewaarheid worden.
11. Hoewel alle heiligen in de hemel God kunnen aanschouwen, is hun geluk nochtans in verhouding tot hun verdiensten.
12. Op dit ogenblik zijn enkel de zielen van de overledenen in de hemel. Na de verrijzenis zullen ook hun lichamen volgen.
13. De gelukzaligen zullen God zelf voor eeuwig aanschouwen. Deze meest uitmuntende en wonderbaarste van alle gaven, zal hun de goddelijke natuur openbaren en hen in bezit stellen van echte en onherroepelijke zaligheid. Wij moeten dat zo vast geloven, dat de geloofsbelijdenis van de kerkvaders van Nicea het zelfs expliciet vermeldt: “Ik verwacht de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven.”

Verklaring van de prent

14. Deze prent stelt ons de hemel voor. We zien in het midden de drie goddelijke personen in een driehoek op een glorietroon gezeten en omringd door engelen. Velen van hen spelen op diverse speeltuigen en anderen zwaaien met een wierookvat voor de drie goddelijke personen. Aan hun hoofd staat de heilige maagd Maria, hun koningin; zij zit aan de rechterkant van haar zoon, Jezus Christus. Ze zetelt op een troon die kleiner is dan die van God, maar toch hoger dan iedereen die niet aan God gelijk is.
15. Op de tweede rij bevinden zich rechts de heilige Johannes de Doper, Mozes, David, Abraham en andere heiligen van het Oude Testament. Links zien we de heilige Jozef, de heilige Petrus en de overige apostelen, een evangelist met een boek in de hand en verschillende heiligen van het Nieuwe Testament.
16. Op de derde rij zien we de andere heiligen waaronder de martelaren, zoals de heilige Stefanus, heilige bisschoppen, een heilige koning, heilige maagd-en-martelaressen zoals de heilige Cecilia en de heilige Catharina, alsook heilige vrouwen zoals de heilige Maria Magdalena.
17. De heilige Stefanus houdt een steen in de hand, omdat hij gestenigd werd.
18. De heilige Cecilia heeft een harp in de hand, omdat zij onder begeleiding van muziekinstrumenten Gods lof zong.
19. Aan de voeten van de heilige Catharina ligt een verbrijzeld rad, omdat men haar probeerde te radbraken, d.w.z. martelen door haar vast te binden op een rad vol met scherpe foltertuigen. Het rad brak echter toen men het in het in beweging wilde zetten.
20. De heilige Maria Magdalena heeft een kruik in de hand omdat zij het hoofd van Jezus, de Zaligmaker, waste met kostbare, geurige oliën.

Elfde artikel – Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam

1. De woorden “Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam” betekenen dat op het einde van de wereld ons lichaam zal herleven en zich voor altijd met onze ziel zal verenigen.
2. Het is zeker dat alle mensen zullen verrijzen, omdat de Kerk het ons leert in haar geloofsbelijdenis en omdat Christus het in het Evangelie heeft gezegd: Wees daar niet verwonderd over: er komt een uur waarop allen die in het graf liggen zijn stem zullen horen en eruit zullen komen; wie goed hebben gedaan zullen opstaan om te leven, wie kwaad hebben gedaan zullen opstaan om veroordeeld te worden.
3. Onze lichamen zullen verrijzen door de almacht van God, voor wie het even gemakkelijk is het leven te schenken, als het terug te geven.
4. Kijk maar naar de natuur: de aar ontstaat uit een gerotte graankorrel, en zo zal eens uit het bederf van het graf het verrezen lichaam opstaan.
5. Ons lichaam is verenigd met onze ziel in de goede of slechte werken die we doen, en zal daarom opnieuw met onze ziel verenigd worden om de beloning ervoor te genieten of de straf te ondergaan.
6. Niet iedereen zal in dezelfde toestand verrijzen. Rechtvaardigen zullen opstaan met verheerlijkte lichamen en zondaars met afgrijselijke lichamen.
7. De lichamen van de gelukzaligen zullen klaar, licht en vrij van lijden zijn, net als het verheerlijkte lichaam van Christus.
8. Onze lichamen zullen verrijzen op het einde van de wereld, onmiddellijk voor het algemeen oordeel, zoals het in deze evangelietekst te lezen staat:
Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp van Maria en haar zuster, Marta. Maria is de vrouw die de Heer met balsem zalfde en zijn voeten met haar haren afdroogde; de zieke Lazarus was haar broer. De zusters stuurden Jezus de boodschap: ‘Heer, hier is iemand ziek, iemand van wie U houdt.’ Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de verheerlijking van God, want de Zoon van God moet erdoor verheerlijkt worden.’
Jezus hield veel van Marta, van haar zuster en van Lazarus. Jezus hoorde dus van zijn ziekte; toch bleef Hij nog twee dagen waar Hij was. Daarna pas zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, we gaan weer naar Judea.’ ‘Maar rabbi,’ zeiden de leerlingen, ‘onlangs nog probeerden de Joden U te stenigen, wilt U er nu alweer heen?’ Jezus antwoordde: ‘Een dag duurt toch twaalf uren? Zolang het dag is kan men zijn weg gaan zonder te struikelen, omdat men het licht van deze wereld ziet. Maar als men ’s nachts zijn weg gaat zal men struikelen, omdat men dan het licht moet missen.’ Na deze woorden deelde Hij hun mee: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga erheen om hem wakker te maken.’ De leerlingen merkten op: ‘Als hij slaapt, Heer, dan komt hij er weer bovenop.’ Jezus had echter over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij de gewone slaap bedoelde. Daarom zei Jezus ronduit: ‘Lazarus is gestorven. Toch ben Ik blij voor jullie, met het oog op jullie geloof, dat Ik niet ter plaatse was. Maar kom, laten we er nu heen gaan.’ Toen zei Tomas, ook Didymus genaamd, tegen zijn medeleerlingen: ‘Laten wij ook maar gaan, dan kunnen we samen met Hem sterven.’
Bij de aankomst van Jezus bleek Lazarus al vier dagen in het graf te liggen. Nu lag Betanië dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Heel wat Joden waren dan ook naar Marta en Maria toe gekomen om hun medeleven te betuigen met het verlies van hun broer. Marta, die gehoord had dat Jezus op komst was, was Hem tegemoet gegaan; Maria was thuisgebleven. Marta zei tegen Jezus: ‘Heer, als U hier geweest was, zou mijn broer nooit gestorven zijn. Maar ik weet zeker dat U ook nu nog alles aan God kunt vragen en dat Hij het U zal geven.’ ‘Je broer zal opstaan’, verzekerde Jezus haar. ‘Dat weet ik,’ zei Marta, ‘hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.’ ‘Ik ben de opstanding en het leven’, zei Jezus. ‘Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven; en iedereen die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Geloof je dat?’ ‘Ja Heer,’ antwoordde Marta, ‘ik geloof vast dat U de Messias bent, de Zoon van God, degene die in de wereld komen zou.’

Verklaring van de prent

9. Op deze prent zien we de doden verrijzen. De natuur is in wanorde. De engelen blazen op de bazuinen en dagen de mensen voor het gerecht. De graven gaan open en de doden staan op uit het graf. We zien onderaan een koning die zijn kroon heeft behouden en een bisschop die zijn bisschoppelijke gewaden terugvindt.
10. Bovenaan schittert in de lucht het kruis, omringd door de hemelse geesten. De rechtvaardigen die het zien, worden erdoor getroost, en ze strekken vol vertrouwen de armen uit, maar de zondaars hebben schrik en roepen tot de bergen hen te verpletteren.

Tiende artikel – Ik geloof in de vergeving van de zonden

1. “Ik geloof in de vergeving van de zonden” betekent dat Christus aan de Kerk de macht heeft gegeven om de zonden te vergeven.
2. Enkel God zelf heeft, door zijn natuur, de macht om zonden te vergeven. In het Oude Testament heeft Hij dat recht voor zichzelf voorbehouden.
3. Christus, die zelf God is, heeft dezelfde rechten als zijn Vader. Als Verlosser schenkt Hij vergeving waar Hij wil. Hij heeft verschillende keren van dit recht gebruik gemaakt. Het Evangelie vertelt het voorval van de genezing van de lamme en toont hiermee aan dat Jezus dit recht heeft. Daar brachten ze een verlamde bij Hem, die op een bed lag. Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: ‘Wees maar gerust, vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Nu zeiden een paar schriftgeleerden onder elkaar: ‘Die man lastert God.’ Jezus wist wat voor gedachten ze koesterden. Hij zei: ‘Waarom koestert u die boze gedachten? Want wat is eenvoudiger? Zeggen: uw zonden worden vergeven, of zeggen: sta op en loop? Maar opdat u weet dat de Mensenzoon bevoegd is om op aarde zonden te vergeven’ – toen zei Hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed op en ga naar huis.’ En hij stond op en ging naar huis.
4. Tijdens zijn leven heeft onze Zaligmaker, door zijn goedheid, deze macht ook aan Petrus gegeven. Op de dag van zijn verrijzenis gaf hij diezelfde macht ook aan zijn apostelen en door hen aan hun wettelijke opvolgers.
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: ‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?’ Ze zeiden: ‘Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ Hij zei hun: ‘En jullie, wie ben Ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Toen verbood Hij de leerlingen om iemand te zeggen dat Hij de Messias was.
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. ‘Vrede’, zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.’ Na deze woorden ademde Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij. ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.’
5. Die laatste woorden betekenen dat er geen enkele zonde bestaat, hoe zwaar ook, die door de Kerk niet vergeven kan worden. De Kerk heeft hierdoor ook de macht gekregen om de absolutie te weigeren aan de biechteling die niet goed voorbereid is. De door de Kerk vergeven zonden bestaan niet meer, ze zijn volledig vernietigd.
6. Buiten de ware Kerk kunnen de zonden niet vergeven worden, omdat men slechts zaligheid en de vergeving van de zonden in de ware Kerk kan bekomen.
7. De Kerk vergeeft de zonden door het sacrament van het doopsel en het sacrament van de verzoening.
8. De zonden worden ons niet vergeven omwille van onze eigen verdiensten, maar omdat Christus onze vergeving door zijn kruisdood bekomen heeft.
9. De apostelen hebben dit artikel in de geloofsbelijdenis opgenomen: ‘Ik geloof in de vergeving van de zonde’ om ons de grootheid van de goddelijke barmhartigheid te laten kennen en de zondaars aan te sporen hun vertrouwen op Hem te stellen.

Uitleg van de prent

10. Deze plaat toont de Zaligmaker die de heilige Petrus de sleutels overhandigt als een teken dat Hij hem de macht gaf om de zonden te vergeven of te behouden zoals aangegeven door de woorden van de heilige Matteüs.
11. De erfzonde wordt vergeven door het doopsel. De doodzonden begaan na het doopsel worden vergeven in de biecht of door het volmaakt berouw.

Negende artikel (vervolg) – Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen

1. “Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen”: deze woorden betekenen dat de geestelijke goederen van de Kerk aan alle leden van de Kerk toebehoren, die verenigd zijn zoals de leden van een familie of de ledematen van een lichaam.
2. Net zoals in een familie alle goederen van iedereen zijn, zo behoren ook alle geestelijke goederen van de Kerk gelijkelijk toe aan alle leden.
3. In de context van dit artikel verstaan we onder “heiligen” niet enkel de heiligen in de hemel, maar ook alle gelovigen op aarde, omdat zij door het doopsel geheiligd zijn en tot heiligheid geroepen.
4. Dit zijn de geestelijke goederen van de Kerk: de verdiensten van Christus, van de heilige Maagd en van de heiligen; het heilig Misoffer; de gebeden en de goede werken.
5. De gemeenschap van de heiligen bestaat niet alleen tussen de gelovigen op aarde, maar ook tussen de triomferende, de strijdende en de lijdende Kerk.
6. De triomferende Kerk zijn de heiligen die met Christus zegevieren in de hemel.
7. De strijdende Kerk zijn de gelovigen die op aarde strijden tegen de vijanden van de zaligheid.
8. De lijdende Kerk zijn de gelovigen die in het vagevuur hun zondestraf uitboeten.
9. In het vagevuur bevinden zich de gelovigen die in staat van genade gestorven zijn, maar niet geheel van dagelijkse zonde ontdaan zijn. Daarom moeten zij lijden in het vagevuur om aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen.
10. We mogen niet twijfelen aan het bestaan van het vagevuur. Jezus Christus zegt immmers in het Evangelie dat de zonde tegen de Heilige Geest noch op deze aarde, noch in de andere wereld zal vergeven worden. Daardoor weten we dat andere zonden na dit leven wel kunnen vergeven worden. Welnu, dit kan niet in de hemel zijn, want die is zonder zonde; evenmin in de hel, want daar is geen vergiffenis meer; deze zonden worden dus vergeven in het vagevuur.
11. Wij zijn in gemeenschap met de heiligen in de hemel. Daardoor kunnen wij hen aanroepen en kunnen zij ons door hun voorspraak helpen.
12. Wij zijn ook verbonden met de zielen in het vagevuur. Wij kunnen hen hieruit verlossen of hun straffen verlichten door te bidden en aan goede werken te doen, maar vooral door naar de Mis te gaan en door het verdienen van aflaten.
13. Dit zijn de gewone gebeden voor de zielen in het vagevuur: de zielenmis, het “De Profundis”, en het schietgebed: “Dat de zielen van de overledenen door de barmhartigheid van God in vrede mogen rusten.”
14. Doordat de gelovigen allemaal samen één gemeenschap vormen, heeft elk van hen het genot van de gebeden en de goede werken die in de hele Kerk gedaan worden.
15. Wij hebben niet allemaal een even groot deel van de geestelijke goederen van de Kerk. Ons deel staat in verhouding tot onze verdiensten.
16. Ook de zondaars delen in de geestelijke goederen van de Kerk en ontvangen daardoor de genade om zich te bekeren.
17. De volgende mensen delen echter niet in de geestelijke goederen van de Kerk: de ketters, de schismatici en de geëxcommuniceerden.
18. Geen heil buiten de Kerk: dit betekent dat de mensen die wetens en willens buiten de Kerk leven, onmogelijk zalig kunnen worden.

Verklaring van de prent

19. Op deze prent zien we de gemeenschap van de heiligen: de engelen en de heiligen in de hemel; de gelovigen op aarde; en de zielen in het vagevuur.
20. Bovenaan zien we de engelen en de heiligen die de drie personen van de Heilige Drievuldigheid aanbidden, en ten beste spreken voor de gelovigen op aarde.
21. In het midden zien we de gelovigen op aarde die de Heilige Mis bijwonen. Daar bidden zij voor mekaar en voor de zielen in het vagevuur.
22. Onderaan zien we de zielen in het vagevuur. Twee engelen storten verkwikkend water over hen uit; dit is een uitbeelding van de verzachting die het Heilig Misoffer aan hen geeft.
23. De zielen van het vagevuur zien God niet en lijden grote pijnen. Ze lijden niet allemaal evenveel, doch in verhouding tot de uitstaande schuld die ze aan de goddelijke rechtvaardigheid verschuldigd zijn. Volgens de heilige Thomas van Aquino overtreft nochtans de kleinste pijn in het vagevuur de allerergste pijn op aarde. Op 2 november viert de heilige Kerk de gedachtenis van de overledenen, dus van alle zielen in het vagevuur. We noemen daarom die dag “Allerzielen”.

Negende artikel – Ik geloof in de heilige, katholieke Kerk

1. De heilige Kerk is de vereniging van alle gelovige christenen, die de ware leer van Christus belijden en gehoorzaam zijn aan de paus van Rome.
2. Iedereen die gedoopt is, die gelooft wat de Kerk voorhoudt en die zich toevertrouwt aan haar wettige herders, is een gelovige van de Kerk.
3. De paus is de plaatsvervanger van Christus, de opvolger van Petrus, het zichtbare hoofd en de leraar van de hele Kerk, de algemene vader van de herders en de gelovigen.
4. Christus stelde Petrus aan het hoofd van de Kerk. Petrus was de eerste paus.
5. Petrus vestigde zijn Stoel in Rome en stierf er de marteldood. De paus is, als bisschop van Rome, de opvolger van Petrus.
6. De wettige herders van de Kerk zijn, samen met de paus, de bisschoppen. Jezus Christus heeft hen opdracht gegeven zijn Kerk te onderwijzen en te besturen.
7. De bisschoppen zijn de opvolgers van de apostelen. Zij besturen de bisdommen onder toezicht van de paus.
8. De bisschoppen benoemen priesters als pastoors aan het hoofd van de parochies.
9. De leden van de Kerk zijn gedoopten die belijden wat de Kerk hen leert en zich toevertrouwen aan hun bisschop en aan hun heilige vader de paus.
10. Heidenen, ketters, schismatici, afvalligen en geëxcommuniceerden behoren niet tot de ware Kerk.
11. Een heiden is iemand die niet is gedoopt en de ware God niet kent.
12. Een ketter is iemand die zich christen noemt, maar hardnekkig een valse christelijke leer volgt.
13. Een schismaticus is iemand die is gedoopt en het geloof heeft ontvangen, maar die niet wil gehoorzaam zijn aan het zichtbare hoofd van de Kerk, de paus van Rome.
14. Een afvallige is iemand die het geloof in Christus heeft beleden, maar nadien heeft afgewezen.
15. Een geëxcommuniceerde is iemand die wegens een misdaad uitgesloten wordt uit de gemeenschap van de heilige Kerk.
16. Zondaars zijn leden van de Kerk, maar zij worden beschouwd als dode leden.
17. Niet tot de Kerk behoren is heel erg, want iemand die vrijwillig en door zijn eigen schuld buiten de Kerk is, kan niet zalig worden.

Kenmerken van de ware Kerk

18. Er is maar één ware Kerk, omdat Christus er maar één gesticht heeft.
19. De ware Kerk heeft vier kenmerken: ze is één, ze is heilig, ze is katholiek, en ze is apostolisch.
20. De ware Kerk is de Roomse Kerk, die zo heet omdat de bisschop van Rome, onze heilige vader de Paus, opvolger van Petrus, die in Rome stierf, aan haar hoofd staat.
21. De Kerk is één, omdat ze één hoofd heeft en over elk stuk van het geloof één en dezelfde leer volgt.
22. De Kerk is heilig, omdat alleen zij de sacramenten gebruikt die ons heilig maken. Door alle eeuwen heen heeft ze overvloedige vruchten van heiligheid voortgebracht.
23. De Kerk is katholiek, omdat ze zich richt tot alle volkeren en landen van de wereld.
24. De Kerk zal bestaan tot aan het einde van de wereld. Christus heeft beloofd dat ze alle vervolgingen zal overwinnen.
25. De Kerk is apostolisch, omdat de apostelen haar hebben opgebouwd, omdat ze de leer van de apostelen volgt, en omdat ze nogal altijd wordt bestuurd door de wettige opvolgers van de apostelen.

Verklaring van de prent

26. Bovenaan. Christus stelt Petrus aan als zichtbaar hoofd van de Kerk. Hij overhandigt hem de herdersstaf en geeft hem de zending de lammeren en de schapen te hoeden. Petrus krijgt daarmee alle herders en gelovigen onder zijn hoede, de ganse Kerk dus, die Jezus zijn schaapstal noemt.
27. Onderaan zien we

  1. de paus (Leo XIII), opvolger van Petrus, gekleed in wit gewaad, die de tiara op het hoofd draagt;
  2. naast de paus zien we de kardinalen, gekleed in rode gewaden;
  3. voor de paus zien we een aartsbisschop, met een gewaad van witte wol over de schouders, pallium genaamd;
  4. we zien ook een bisschop met staf en mijter, en prelaten en kloosterlingen;
  5. hogerop zien we priesters die de heilige communie toedienen, het Evangelie verkondigen, en een missionaris die de heidenen leert over Jezus Christus, met het kruisbeeld in de hand.

Achtste artikel – Ik geloof in de Heilige Geest

Achtste artikel - Ik geloof in de Heilige Geest
1. De Heilige Geest is de derde persoon van de Heilige Drievuldigheid en komt voort van de Vader en de Zoon.
2. De Heilige GeestisGod: de heilige Kerk heeft in de geloofsbelijdenis bepaald dat de Heilige Geest samen met de Vader en de Zoon aanbeden moet worden.
3. Ook in de bijbel krijgt de Heilige Geest de naam van God. De heilige Petrus berispte Ananias en Saphira omdat zij tegen de Heilige Geest gelogen hadden:“Daarop zei Petrus: ‘Ananias, hoe heeft de satan je zo in zijn greep kunnen krijgen dat je de heilige Geest bedriegt en iets achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond? Het was vóór de verkoop je eigendom, en ook daarna kon je toch vrij over het geld beschikken? Wat heeft je bezield om zoiets te doen? Je hebt niet gelogen tegen de mensen, maar tegen God.”
4. Ook Jezus leert ons dat de Heilige Geest van de Vader en de Zoon voortkomt:“Wanneer echter de Helper komt die Ik jullie zal zenden als Ik bij de Vader ben – de Geest der waarheid, die van de Vader komt – zal Hij over Mij getuigenis afleggen.”
5. De Heilige Geest is dus in alles gelijk aan de Vader en de Zoon: Hij is even almachtig, eeuwig oneindig volmaakt, groot en wijs.
6. Gewoonlijk noemt men de Heilige Geest:

  • Gave van God omdat Hij de kostbaarste gave is die God ooit aan de mensen heeft geschonken,
  • Trooster omdat Hij ons troost in onze droefheid,
  • Geest van gebed omdat Hij ons helpt om vurig te bidden.
7. De Heilige Geest wordt ‘heilig’ genoemd omdat Hij door zijn natuur heilig is en ons ook heilig maakt.
8. De heiligheid van de Heilige Geest verschilt van die van de heiligen die we vereren: de Heilige Geest is heilig door zijn eigen natuur terwijl de heiligen dit zijn door de genade die ze van God ontvangen; de Heilige Geest is oneindig heilig terwijl de heiligen het slechts in beperkte mate zijn.
9. De Heilige Geest is verschillende malen zichtbaar op aarde neergedaald. Onder de gedaante van een duif bij de doop van Jezus in de Jordaan, en onder de vorm van vurige tongen over de apostelen en leerlingen op het Pinksterfeest.
10. De bijbel beschrijft die Pinksterdag:“Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf.”
11. Toen de apostelen de Heilige Geest ontvangen hadden gingen zij onder alle volkeren het Evangelie prediken.
12. Voor de prediking van de apostelen aanbaden alle volkeren, behalve de Joden, de schepselen.
13. Door de prediking van de apostelen omhelsde een ontelbare massa Joden en heidenen de christelijke leer.
14. Nochtans werd de christelijke godsdienst niet zonder tegenspraak opgericht. Gedurende driehonderd jaar werd deze godsdienst bestreden. Verschillende miljoenen christenen hebben hierbij omwille van de naam van Jezus alle mogelijke folteringen en zelfs de dood geleden.
15. De vernieling van de valse godsdiensten op het grootste gedeelte van de wereld is het schitterendste mirakel dat de Heilige Geest ooit door zijn apostelen gedaan heeft. Dit mirakel alleen is al voldoende om te bewijzen dat de christelijke godsdienst door God gegeven is.
16. Ook aan ons openbaart de Heilige Geest zichzelf, zij het op onzichtbare wijze. Hij stort de genaden in onze zielen om ze te heiligen.
17. Als we in staat van genade zijn, verblijft de Heilige Geest in ons. De heilige Paulus zegt dan ook dat wij tempels zijn van de Heilige Geest.
18. De Heilige Geest bestuurt de Kerk. Hij geeft haar de kracht om haar vijanden te weerstaan. Daarnaast beschermt Hij de Kerk tegen alle mogelijke dwalingen in haar leer.
19. Tevens geeft de Heilige Geest de Kerk ook nog de nodige gaven om haar te beschermen, zoals mirakels en voorspellingen.
20. Wij moeten dikwijls de Heilige Geest aanroepen omdat we zonder zijn hulp niks kunnen doen dat nuttig is voor onze zaligheid.
21. We moeten de doodzonde vermijden, die de Heilige Geest uit onze ziel te verdrijft, en ook de dagelijkse zonde, die Hem bedroeft.

Uitleg van de plaat

22. Deze plaat toont de eetzaal waar de apostelen en leerlingen samen met Onze-Lieve-Vrouw en verschillende andere heilige vrouwen biddend wachten op de komst van de Heilige Geest.
23. Voor de komst van de Heilige Geest waren de apostelen onwetend. Zij verstonden heel slecht wat Jezus hun probeerde te vertellen. Daarnaast waren ze ook angstig en zwak: ze vluchtten allemaal toen Jezus gevangen genomen werd. Door het ontvangen van de Heilige Geest werden ze plots verlicht. Ze verstaan de leer van Jezus, worden sterker en vrezen niets meer.

Zevende artikel – Van daar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden

1. Deze woorden: “Van daar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden”, betekenen dat op het einde van de wereld Jezus zichtbaar en met grote heerlijkheid alle mensen zal komen oordelen en iedereen zal belonen naar zijn werken.
2. “De levenden”, betekent voor ons: de rechtvaardigen en de zondaars; diegenen die nog leven als Jezus verschijnt, maar dan zullen sterven en onmiddellijk verrijzen.
3. “De doden”, betekent voor ons: de bozen of verdoemden; diegenen die sinds het begin van de wereld gestorven zijn en zullen verrijzen en geoordeeld worden.
4. Wij zullen geoordeeld worden voor het goed en het kwaad dat we zullen gedaan hebben met gedachten en woorden, met doen en laten. Jezus verklaart in het Evangelie dat dit oordeel streng zal zijn: “Ik zeg u: over ieder zinloos woord dat de mensen spreken, zullen ze verantwoording moeten afleggen op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig bevonden worden en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden.”
5. We weten dat het algemeen oordeel zal plaatshebben op het einde van de wereld. Wanneer het einde van de wereld komt weten we echter niet. God heeft dit niet willen openbaren opdat we steeds op onze hoede zouden zijn.
6. De profeten hebben verschillende tekenen voorspeld, die het Laatste Oordeel aankondigen. De zon zal verduisteren, de maan zal niet meer verlichten, de sterren zullen uit de hemel vallen, de aarde zal beven en de golven van de zee zullen een vervaarlijk geluid laten horen.
7. “Want die dagen zullen een verschrikking zijn zoals die er nog nooit is geweest, vanaf het begin van Gods schepping tot nu toe, en er ook niet meer zal komen. Als de Heer die dagen niet had ingekort, zou niemand gered worden. Maar omwille van zijn uitverkorenen heeft Hij die dagen ingekort. Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, hier is de Messias, kijk, daar is Hij”, vertrouw het niet. Want er zullen valse messiassen en valse profeten opstaan en ze zullen tekenen en wonderen laten zien, om, als het mogelijk zou zijn, de uitverkorenen op een dwaalspoor te brengen. Maar jullie moeten uitkijken. Ik heb het jullie allemaal van tevoren gezegd. Maar in die dagen na de verschrikking zal de zon verduisterd worden, en de maan haar licht niet meer laten schijnen, en zullen de sterren van de hemel vallen en de hemelse machten wankelen. En dan zal men de Mensenzoon op wolken zien komen, met veel macht en heerlijkheid. Dan zal Hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het uiteinde van de aarde tot aan het uiteinde van de hemel. Leer van het beeld van de vijgenboom: als zijn twijgen zacht worden en zijn bladeren zich ontvouwen, dan weten jullie dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten: wanneer je deze dingen ziet gebeuren, dan staat het vlak voor de deur. Ik verzeker jullie, deze generatie gaat niet voorbij voordat dit allemaal gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Maar wanneer die dag of dat uur aanbreekt, weet niemand, de engelen in de hemel niet, de Zoon niet, maar alleen de Vader. Kijk uit, wees waakzaam. Want je weet niet wanneer het moment daar is. Het is als met iemand die naar het buitenland is, zijn huis heeft achtergelaten en het beheer heeft overgedragen aan zijn knechten, ieder zijn eigen taak, en aan de poortwachter heeft opgedragen om waakzaam te zijn. Wees dus waakzaam, want je weet niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds laat of midden in de nacht of bij het kraaien van de haan of bij het eerste ochtendlicht, zodat hij niet onverwacht komt en jullie in slaap vindt. Wat Ik jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam.”
8. Behalve dit algemene oordeel is er ook nog een bijzonder oordeel. Dit vindt plaats onmiddellijk na het sterven.
9. In dit bijzonder oordeel verschijnt de ziel alleen voor God. In het algemeen oordeel zal de ziel opnieuw verenigd zijn met het lichaam en geoordeeld worden in aanwezigheid van alle mensen.
10. Het algemeen oordeel zal het vonnis van het bijzonder oordeel niet wijzigen. Het algemeen oordeel is nodig om de rechtvaardigheid van God, de godheid van Jezus Christus, de heerlijkheid van de goeden en de schaamte van de bozen aan de hele wereld kenbaar te maken.

Verklaring van de prent

11. Deze prent stelt het Laatste Oordeel voor.
12. Jezus Christus zit op de wolken, omgeven door engelen, heiligen en de twaalf apostelen. Deze laatsten zullen samen met Hem de twaalf geslachten van Israël oordelen.
13. Het kruis en vier engelen die op hun trompet blazen, gaan Jezus vooraf, om de mensen uit te dagen tot het oordeel.
14. De heilige Maagd zit aan zijn rechterhand en aan het hoofd van de rechtvaardigen tegen wie Hij troostend zegt: “Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt”
15. Aan zijn linkerhand stort de wrekende engel de verdoemden in de afgrond van de hel. Zij krijgen het verschrikkelijke vonnis: “Ga weg van Mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat aangelegd is voor de duivel en zijn engelen.”

Zesde artikel (vervolg) – Die zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader

1. In de geloofsbelijdenis staat dat Jezus “zit”, om ons te leren dat Hij in de hemel rust en een eeuwig geluk geniet.
2. Jezus zit in de hemel als een koning op zijn troon en als een rechter op zijn rechterstoel. In die tweevoudige hoedanigheid oefent Hij de wetgevende en de rechterlijke macht uit waarop Hij zinspeelde bij zijn Hemelvaart: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde”
3. De geloofsbelijdenis voegt eraan toe dat Jezus “aan de rechterhand van de Vader” zit. Dat wil niet zeggen dat God een linker- en een rechterhand heeft. De rechterhand is de ereplaats en daarom wil het zeggen dat Jezus Christus als God aan zijn Vader gelijk is en als mens boven alle schepselen verheven is.
4. Het zijn de verdiensten van Jezus Christus die voor de rechtvaardigen de poorten van de hemel hebben geopend en we hebben onze zaligheid en verlossing te danken aan zijn lijden. Toch is de Hemelvaart niet slechts een voorbeeld dat ons voorgehouden wordt om ons geestelijk te verheffen naar de hemel, maar ze is een werkelijke bron van goddelijke kracht waarmee we de hemel werkelijk kunnen bereiken. Zij maakt de maat van de verdienste van ons geloof vol, ze versterkt onze hoop; en ze richt de liefde van ons hart naar de hemel.
5. Het geloof betreft de zaken die men niet kan zien, en die de rede en het menselijk verstand overtreffen. Daarom vult de Hemelvaart de maat van de verdienste van ons geloof aan. Was de Heer bij ons gebleven, had ons geloof veel van zijn verdienste verloren, want Jezus Christus heeft zelf verklaard: “Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.”
6. De Hemelvaart versterkt bovendien de hoop in ons hart. Als we geloven dat Jezus Christus als mens naar de hemel is gegaan en de menselijke natuur aan de rechterhand van God heeft doen plaatsnemen, dan hebben wij ernstige redenen om te hopen dat ook wij, zijn ledematen, eens naar daar zullen opklimmen om ons met ons Hoofd te verenigen. De Heer zelf heeft deze vereniging gewaarborgd: “Vader, diegenen die U Mij hebt toevertrouwd, zou Ik graag bij Mij hebben waar Ik ben.”
7. Eén van de belangrijkste voordelen die de Hemelvaart ons verschaft, is dat zij de liefde van ons hart tot de hemel richt en aanvuurt door de liefdevlammen van de Heilige Geest. Het is niet zonder goede reden dat men zegt: “waar uw schat is, daar is ook uw hart”. Ware Jezus Christus bij ons gebleven, dan zouden onze gedachten gericht blijven op uiterlijke kennis en het genoegen van zijn omgang. We zouden in Hem slechts de man zien die ons met zijn weldaden overlaadde en voor Hem alleen maar een natuurlijke liefde voelen.
8. Door echter naar de hemel te klimmen heeft Hij onze liefde een geestelijke richting gegeven. Door zijn afwezigheid kunnen we alleen nog maar geestelijk tot Hem komen en zijn we bereid Hem als God te aanbidden en te beminnen. Enerzijds toont ons dat het voorbeeld van de apostelen: zolang de Zaligmaker onder hen was, schenen ze voor Hem slechts menselijke gevoelens te hebben. Anderzijds is er het getuigenis van de Heer zelf, die zegt: “voor jullie eigen bestwil moet Ik weggaan”. De onvolmaakte liefde waarmee de apostelen Hem beminden, moest vervolmaakt worden door de goddelijke liefde, door de nederdaling van de Heilige Geest. Daarom voegde Jezus eraan toe: “doe Ik dat niet, dan zal de Helper niet komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar jullie toezenden”.
9. De Hemelvaart betekent het begin van een nieuwe uitbreiding van de heilige Kerk. Aan het bestuur van dit echte huis van Jezus Christus ging de kracht van de Heilige Geest worden toevertrouwd. Tot dan toe had Jezus Petrus, de prins der apostelen, aangesteld aan het hoofd van deze Kerk, om Hem te vertegenwoordigen als eerste herder en opperste priester. Maar sinds de Hemelvaart heeft Hij naast de Twaalf voortdurend anderen gekozen en aangesteld als apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Van bij de rechterhand van zijn Vader schenkt hij hen alle genaden die ze nodig hebben. De apostel Paulus verzekert ons immers dat “aan ieder van ons afzonderlijk de genade is verleend naar de maat van Christus’ gave.”

Verklaring van de prent

10. Deze prent stelt ons Jezus Christus voor zoals Hij in de hemel op een troon van glorie zit aan de rechterhand van zijn Vader. Engelen en heiligen omgeven Hem en zijn troon wordt gedragen door talloze hemelse geesten. De Vader houdt de koningsstaf in de hand en de Zoon het kruis. Beiden ondersteunen ze het aardrijk, dat de Vader schiep, dat de Zoon verloste en dat de Heilige Geest heiligde.

Zesde artikel – Die opgevaren is ten hemel

1. Deze woorden: “die opgestegen is ten hemel”, betekenen dat Jezus Christus, veertig dagen na zijn verrijzenis, door zijn eigen macht ten hemel is opgestegen, in de aanwezigheid van een groot aantal van zijn leerlingen.
2. Voor zijn Hemelvaart was Jezus Christus in de hemel als God, maar niet als mens. Sinds zijn Hemelvaart is Hij daar als God én als mens.
3. Onze-Lieve-Heer is ten hemel geklommen:

  1. Om de goddelijke eer te genieten die Hem toekomt;
  2. Om ons daar een plaats voor te bereiden;
  3. Om ons bij zijn Vader tot bemiddeling te dienen;
  4. Om ons de Heilige Geest te zenden.
4. De Hemelvaart van Jezus Christus wordt in het begin van de Handelingen van de Apostelen als volgt verhaald: “Mijn eerste boek, Teofilus, ging over alles wat Jezus heeft gedaan en geleerd, vanaf het begin tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn opdracht had gegeven.” Aan hen heeft Hij veertig dagen lang herhaaldelijk bewezen dat Hij na zijn lijden weer in leven was. Hij vertoonde zich aan hen en sprak over het koninkrijk van God. Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: ‘Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen.’ Degenen die daar samengekomen waren, stelden Hem toen de vraag: ‘Heer, herstelt U in deze tijd het koninkrijk voor Israël?’ Maar Hij zei tegen hen: ‘Het komt jullie niet toe de tijden of momenten te kennen die de Vader in zijn volmacht heeft vastgesteld; maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde.’ Na deze woorden werd Hij voor hun ogen omhooggeheven en een wolk onttrok Hem aan het gezicht. Terwijl Hij zo heenging en zij nog naar de hemel stonden te turen, stonden er opeens twee mannen naast hen in witte kleren, die zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie daar toch naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die van jullie is weggenomen en in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde manier terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’”
5. Jezus Christus is op eigen kracht en zonder iemands hulp naar hemel gegaan. Niet dus zoals Elias, die erheen gevoerd werd op een vurige wagen, noch zoals de profeet Habakuk en de diaken Filippus die door God in de lucht werden geheven en over grote afstanden gevoerd.
6. Jezus Christus klom ten hemel, niet alleen door de almacht die aan zijn godheid eigen was, maar ook door de macht die Hij bezat als mens.
7. Een dergelijk wonderwerk ging de gewone krachten van de menselijke natuur te boven, maar de glorierijke ziel van de Zaligmaker voorzag Hem van een kracht die het lichaam, waarheen ook, kon vervoeren. Het verheerlijkte lichaam gehoorzaamde dan ook gemakkelijk aan de wil van de ziel om in beweging te komen.
8. De overige artikelen van de geloofsbelijdenis die betrekking hebben op Onze-Lieve-Heer, tonen ons hoe nederig Hij was en welke ongelooflijke vernederingen Hij moest ondergaan. De Zoon van God kan zich niet lager vernederen, dan door onze natuur met al haar gebreken aan te nemen en uit vrije wil voor ons te lijden en te sterven. Evenzo kunnen wij onmogelijk met meer luister en verwondering de heerlijkheid en goddelijke waardigheid van de Zoon van God bekrachtigen, dan door te belijden dat Hij verrezen is en dat Hij opgestegen is ten hemel en aan de rechterhand zit van zijn Vader.

Verklaring van de prent

9. Deze prent stelt de Hemelvaart van Jezus Christus voor op de Olijfberg. Die berg heeft drie toppen, het is van de middenste top dat Onze-Lieve-Heer naar de hemel opklom, in de aanwezigheid van zijn leerlingen en de heilige vrouwen. Naar men zegt, liet Hij op de rots de afdruk achter van zijn linkervoet.
10. Op het ogenblik dat Jezus Christus in een klare wolk verdween uit de ogen van zijn leerlingen, vertoonden zich aan hen twee engelen die zeiden: “‘Galileeërs, wat staan jullie daar toch naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die van jullie is weggenomen en in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde manier terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’”
11. Voor zijn strijd op aarde heeft Jezus de opperste rust ontvangen, en voor zijn nederigheid en gehoorzaamheid de allerhoogste eer. Rust en eer zullen ook wij daar eenmaal bezitten, indien wij heilig leven; want is Jezus de natuurlijke Zoon van God, wij toch zijn z’n aangenomen zonen, en daarom zullen wij met Jezus delen in de goddelijke rijkdom.

Vijfde artikel – Vervolg – En de derde dag verrezen uit de doden

1. Deze woorden: “de derde dag verrezen uit de doden”, betekenen dat Jezus Christus, op de derde dag van zijn dood, zijn ziel met zijn lichaam verenigde; levend werd; en verheerlijkt uit zijn graf opstond. Dit deed Hij door de uitwerking van zijn almacht.
2. Het lichaam had geen drie volle dagen in het graf gelegen: een gedeelte van vrijdag, de hele zaterdag en een gedeelte van zondag.
3. Jezus wilde een bewijs geven van zijn godheid. Daarom heeft Hij zijn verrijzenis niet uitgesteld tot het einde van de wereld en is Hij ook niet onmiddellijk na zijn dood verrezen, maar slechts drie dagen erna. Zo toonde Hij dat Hij werkelijk mens was en dat Hij gestorven was, omdat de tussentijd voldoende was om de waarheid van zijn dood te bewijzen.

Verschijningen

4. Wij weten dat Jezus Christus verrezen is, omdat Hij zich na zijn verrijzenis meermaals heeft getoond aan de apostelen en de leerlingen; en omdat zij daarvan getuigd hebben.
5. Op de dag van zijn verrijzenis heeft Jezus Christus zich getoond aan zijn apostelen, en heeft Hij hen ook de macht gegeven om de zonden te vergeven.
6. Jezus Christus toonde zich enige tijd daarna aan verscheidene apostelen terwijl zij op het meer van Galilea aan het vissen waren. Het is daar dat Hij de heilige Petrus als opperste herder van de Kerk aanstelde.
7. Voor Hij ten hemel klom, is Jezus Christus een laatste maal aan zijn apostelen verschenen en beval hun het Evangelie aan alle volkeren te verkondigen.
8. Wij moeten geloof hechten aan de getuigenis die de apostelen na de verrijzenis van Jezus Christus gegeven hebben, omdat zij hun leven opgeofferd hebben om staande te houden dat zij de verrezen Heer Jezus Christus gezien hadden. Getuigen die zich om het leven laten brengen om hun getuigenis te staven, kunnen onmogelijk als bedriegers beschouwd worden.

Kenmerken van de verrezen lichamen

9. Het lichaam van Jezus Christus dat uit het graf was opgestaan had al de kenmerken van de verheerlijkte lichamen, te weten: vrij van lijden, klaar, licht en doordringend.
10. Dat Hij vrij van lijden was, wil zeggen dat Jezus Christus niet meer lijden noch sterven kon.
11. Dat Hij klaar was, wil zeggen dat het lichaam van Jezus Christus zo glansrijk was als de zon, doch de Heer liet de glans niet schijnen dan voor zijn Hemelvaart.
12. Met de lichtheid verstaan wij, dat het lichaam van Jezus Christus zich van de ene plaats naar de andere, ja zelfs van de aarde tot de hemel, met de snelheid van een bliksem kon begeven.
13. Met de doordringendheid verstaan wij, dat het lichaam van Jezus Christus de stoffelijke schepselen kon doordringen zoals de geest. Hij is uit het graf opgestaan zonder de steen die de ingang afsloot, te verplaatsen.
14. Toen Jezus Christus zijn ziel met zijn lichaam verenigde, liet Hij de wonden van zijn lijden verdwijnen, behalve die van de handen en de voeten.
15. Hij heeft de wonden bewaard:

  1. Om deze aan de apostelen te tonen en zo zijn verrijzenis te bevestigen;
  2. Als een middel om het hart van God jegens de zondaar te bewegen;
  3. Om tijdens het oordeel te tonen dat Hij volstrekt voor alle mensen heeft geleden en daardoor de bozen te beschamen.
16. Jezus moest verrijzen omdat God rechtvaardig is. Omwille van zijn rechtvaardigheid heeft God Hem verheven, omdat Hij uit gehoorzaamheid met hoon en smaad werd overladen. De heilige Paulus legt het in zijn brief aan de Filippenzen zo uit: “Hij heeft zich vernederd. Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis. Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat.”

Verklaring van de prent

17. Deze prent stelt de verrijzenis van Jezus Christus voor.
18. Links zien we enkele heilige vrouwen. Het Evangelie vertelt ons dat zij het lijk van Jezus kwamen balsemen, toen plotseling een grote aardbeving plaatsvond. De engel daalde uit de hemel; wierp de steen omver; en zette zich er op. De verstomde wachters stonden daar als door de dood getroffen. Wanneer de heilige vrouwen het graf betraden, werden zij bij het zien van de engel met vrees bevangen. Maar de engel zei tegen de vrouwen: “U hoeft niet bang te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt die gekruisigd is. Hij is niet hier: Hij is tot leven gewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, kijk naar de plaats waar Hij gelegen heeft.”