Maria, onze moeder
De kleine Jezus had een Moeder. Net als alle andere kinderen. Zij was de heiligste van alle vrouwen. Ze heette Maria. Zij woonde te Nazaret. Daar bad ze heel veel. Zij vroeg, dat de Verlosser gauw zou komen. Op een keer was zij weer in haar kamertje aan het bidden. Eensklaps straalde daar een hemels licht. Een prachtige engel stond voor Maria. Het was de engel Gabriël. Hij zei: “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen.”
Maria schrok. Maar de engel zei: “Vrees niet, Maria. God heeft mij gezonden. Ik kom u vragen, of gij de moeder wilt worden van de Verlosser.” Maria wist niet wat zij hoorde. Wat een grote eer! Dat verdiende zij niet. Maria durfde niet goed ja zeggen. Maar toen zei de engel: “De Heilige Geest zal u helpen.” Daarna boog Maria het hoofd en zei: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.” Dat wil zeggen: Ik ben niet waard om de moeder van God te worden. Maar ik wil alles, wat God wil. Toen daalde de Heilige Geest neer en werd Maria de moeder van Jezus en ook van ons.
Toen Jezus aan het kruis hing, stonden daar zijn moeder en de apostel Johannes. Jezus keek naar Johannes. En toen naar Maria. Hij zei tegen Maria: “Ziedaar uw Zoon.” Tegen Johannes zei Hij: “Ziedaar Uw Moeder.” Zo werd Maria ook jouw moeder. Zij houdt veel van je.
Zij helpt je, om een goed kind van God te zijn. Alles wat zij vraagt, kan zij van God krijgen. Bid daarom veel tot Maria. Bid dikwijls je rozenkrans. Draag het scapulier. Vergeet niet je drie Weesgegroetjes, ‘s morgens en ‘s avonds.
Zeg daarbij: “Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, o Maria, zuiver mijn lichaam en heilig mijn ziel.”