Author Archives: vm

De geboden – Vierde gebod van God (vervolg) – Vader, moeder zult gij eren

De geboden - Vierde gebod van God (vervolg) - Vader, moeder zult gij eren

Plichten van ouders tegenover hun kinderen

1. Ouders hebben de volgende verplichtingen:

  1. Ze moeten zorgen voor het onderhoud en de gezondheid van hun kinderen;
  2. ze moeten hun christelijk op te voeden;
  3. ze moeten over hen waken en hen vermanen waar nodig;
  4. ze moeten hun het goede voorbeeld te geven.
2. De eerste plicht van ouders tegenover hun kinderen is dat ze van hen houden zonder onderscheid, met een christelijke liefde en onafgezien van hun gebreken.
3. De ouders moeten hun kinderen zien als het kostbaarste geschenk dat God hun gegeven heeft. God zal hen hierover streng beoordelen.
4.De ouders moeten zorgen voor het onderhoud van hun kinderen.Dit betekent dat ze hen moeten voeden, kleden, opleiden volgens hun vermogens en ervoor zorgen dat ze een gepaste levensstaat kiezen.
5.De ouders moeten hun kinderen christelijk opvoeden.Dit houdt in:

  1. ze moeten hen de voornaamste geloofspunten en de geboden aanleren;
  2. ze moeten hen cathechismusonderricht laten volgen en naar een katholieke school sturen;
  3. ze moeten hen aansporen om God te beminnen en de gelegenheden tot zonde te ontvluchten;
  4. ze moeten hen naar de biecht sturen van zodra ze de jaren van verstand bereikt hebben en
  5. ze mogen zich niet tegen hun roeping verzetten.
6. Vooraleer ze hun kinderen een keuze laten maken over hun levensstaat, moeten de ouders bidden om Gods wil te kennen. Ze moeten hun kinderen met goede raad geven bijstaan en hen volledige vrijheid geven om de roep van God te beantwoorden, hetzij voor het priesterschap, hetzij voor het kloosterleven.
7. De ouders moeten voor hun kinderen niets anders wensen dan Gods wil, zoals ons dat geleerd wordt in het antwoord van Jezus aan de moeder van de apostelen Jacobus en Johannes:“Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs bij Hem, samen met haar zonen; ze viel voor Hem op de knieën om Hem iets te vragen. Hij zei tegen haar: ‘Wat wil je?’ Ze antwoordde: ‘Zeg dat deze twee zonen van mij een plaats krijgen in uw koninkrijk, één rechts en één links van U.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik zal drinken?’ Ze zeiden Hem: ‘Ja, dat kunnen we.’ Hij zei hun: ‘Mijn beker zullen jullie drinken, maar rechts en links van Mij zitten? Het is niet aan Mij om dat te vergeven. Dat wordt aan diegenen gegeven, voor wie dat door mijn Vader is weggelegd.’ Toen de tien anderen dat hoorden, ergerden zij zich aan de twee broers. Maar Jezus riep hen bij zich en zei: ‘Jullie weten dat de leiders van de volken heerschappij voeren over hen en de grote mannen hun gezag laten gelden. Zo moet het onder jullie niet zijn. Integendeel, wie groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie slaaf zijn. Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en om zijn leven te geven als losgeld voor velen.’”
8.De ouders moeten hun kinderen vermanen.Dit betekent dat ouders het gedag van hun kinderen moeten opvolgen en waar nodig hen berispen en straffen als zij stout zijn. Ze moeten dit beheerst doen met als enig doel om hun leven te beteren.
9.De ouders moeten hun kinderen het goede voorbeeld geven.Dit betekent dat de ouders hun godsdienstige plichten moeten vervullen: bidden, naar de mis gaan, de sacramenten ontvangen en alles vermijden wat kinderen tot zonde zou kunnen aanzetten (bv. vloeken, roddelen, liegen of godslasterlijk spreken)

Uitleg van de prent

10. Midden op de prent zien we de heilige Anna die haar kind, de heilige maagd Maria, leert lezen. Achter Maria staat de heilige Joachim, haar vader, die haar met tederheid aanschouwt.
11. Bovenaan rechts leert Blanca van Castilië haar zoon, koning Lodewijk IX de Heilige bidden. Ze zegt hem: “Mijn zoon, ik zou u nog liever zien sterven, dan dat je doodzonde zou begaan.”
12. Bovenaan links dwingt een heer zijn zoon vergiffenis te vragen aan een arme die hij bespotte.
13. Het onderste deel van de prent toont welke verschrikkelijke straffen ons te wachten staan als we nalaten om onze kinderen terecht te wijzen. De hogepriester Eli had twee zonen die het volk opruiden om zich van de eredienst van de Heer af te keren. Hij was echter te toegevend voor zijn kinderen en ondervond, net zoals zjin kinderen, de gevolgen van Gods woede. Op zeker moment vernam hij dat de Ark door de Filistijnen was weggevoerd en zijn zonen samen met 30.000 Israëlieten gesneuveld waren. Hij was door dat noodlottige nieuws zo aangedaan dat hij achteroverviel, zijn nek brak en stierf.

De geboden – Vierde gebod van God (vervolg) – Vader, moeder zult gij eren

De geboden - Vierde gebod van God (vervolg) - Vader, moeder zult gij eren

Plichten jegens de familie en de oversten

1. Het vierde gebod houdt ook in dat we niet alleen onze ouders, maar ook onze bloedverwanten en oversten moeten eren.
2. Onze geestelijke oversten zijn de paus, de bisschoppen en de priesters.
3. Onze wereldlijke oversten zijn de koning en de personen die in zijn naam besturen.
4. Wij moeten

  1. onze geestelijke en wereldlijke oversten eren,
  2. hen gehoorzamen in de mate dat hun opdrachten niet indruisen tegen Gods geboden,
  3. voor hen bidden
5. Ziehier wat er geschreven staat over bisschoppen en priesters:“De oudsten die zich goede bestuurders tonen, verdienen dubbele eer, vooral als zij de zorg voor de prediking en het onderricht op zich hebben genomen.”
De Galaten gaven zodanige tekenen van echte liefde aan de heilige Paulus, dat hij dit ongelofelijke bewijs van hun goedheid geeft:“Want het is een feit: als het mogelijk was geweest, had u uw ogen uitgerukt om ze mij te geven.”
6. We moeten priesters ook geven wat ze nodig hebben voor hun onderhoud. De apostel vraagt:“Welke soldaat betaalt ooit zijn eigen soldij?”
Er staat ook geschreven in Ecclesiasticus:“Vrees de Heer en eer de priester en geef hem zijn deel, zoals je bevolen is: de eerstelingen, het schuldoffer, de schouderstukken, het heiligingsoffer en de eerstelingen van heilige bijdragen.”
7. We moet ook in het bijzonder de heilige vader bijstaan, nu hij geen pauselijke staten meer bezit.
8. Paulus leert ons ook dat we hen moeten gehoorzamen:“Gehoorzaam uw leiders en doe wat zij verlangen; zij zijn dag en nacht voor u in de weer, want zij moeten daarvoor verantwoording afleggen.”
9. Wij moeten ook voor hen bidden om zij voor het welzijn van de zielen hun tijd en hun leven opofferen en ondankbaarheid vaak hun deel is.
10. Christus zegt zelfs dat we slechte priesters moeten gehoorzamen als ze ons goede raad geven. Over de wetgeleerden en farizeeërs zegt hij:“Op de stoel van Mozes hebben de schriftgeleerden en de farizeeën plaatsgenomen. Doe en onderhoud daarom alles wat ze u zeggen, maar handel niet naar hun daden. Zelf doen ze niet wat ze zeggen.”
11. Hetzelfde geldt voor koningen, prinsen, overheden en alle anderen aan wie wij gehoorzaamheid verschuldigd zijn.
12. De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen dat wij hen eer en achting verschuldigd zijn. Op een andere plaats gebiedt hij ons voor hen te bidden.
13. De heilige Petrus zegt:“Schik u naar alle menselijke instellingen ter wille van de Heer: naar de keizer als het hoogste gezag, en naar de gouverneurs, omdat zij door Hem zijn aangesteld”. De eer die wij hen betonen, wordt immers tot God gericht.
14. We mogen nooit in opstand komen tegen de overheid omdat

  1. God het verbiedt en
  2. opstanden de grootste bron van onheil zijn voor een samenleving.
15. Bij verkiezingen moeten we in het belang van het land en het geweten, stemmen voor iemand die eerbied heeft voor God, de godsdienst, het recht en alle wijze en christelijke vrijheden.
16. Als onze ouders of andere oversten ons iets zouden opdragen dat slecht is, dan mogen we hen niet gehoorzamen en moeten we hen eerbiedig te kennen geven dan ons geweten dit niet toelaat. We moeten immers eerder aan God dan aan de mensen gehoorzamen.

Uitleg van de prent

17. Bovenaan links zien we de paus omringd door kardinalen, bisschoppen en priesters. Zij ontvangen huldeblijken van koningen, overheden, soldaten en volkeren.
18. Rechts ontvangt een koning eerbetuigingen van zijn onderdanen.
19. In het midden zien we Ruth, de schoonmoeder van Noëmi. Ruth begeleidde Noëmi in het land van Moab te Bethlehem. Ruth geeft ons een treffend voorbeeld van de liefde van kinderen: ze bracht korenaren naar haar schoonmoeder, die deze verkruimelde om ervan te eten.
20. Onderaan links zien we deugdzame en leergierige leerlingen die oplettend en eerbiedig luisteren naar hun leraars. Rechts zien we de verschrikkelijke straf die aan 42 kinderen werd opgelegd toen ze de profeet Elizeus beschimpten en hem kaalkop noemden. Zij werden door twee beren verscheurd.
21. De farizeeën en schriftgeleerden die op wraak uit waren, zeiden eens tot Jezus:“Mogen we aan de keizer belasting betalen of niet?” Maar Hij doorzag hun valse bedoeling en zei: “Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.”

De geboden – Vierde gebod van God – Vader, moeder zult gij eren

De geboden - Vierde gebod van God - Vader, moeder zult gij eren
1. Het vierde gebod roept ons op om onze ouders te beminnen, hen te eren, hen te gehoorzamen en hen te helpen wanneer ze in nood zijn.
2. Het beminnen van zijn ouders houdt in dat we een ware genegenheid voor hen koesteren en dit ook tonen in woord en daad.
3. Wij moeten van onze ouders houden omdat zij (samen met God) ons het leven geschonken hebben en omdat ze zich hard voor ons uitsloven.
4. Wanneer je van je ouders houdt, wil dat zeggen dat je hen hoog acht en hun gebreken geduldig verdraagt.
5. Wij moeten onze ouders eren en gehoorzamen omdat zij door God gemandateerd zijn om ons te leiden.
6. Wij kunnen onze ouders eren door God nederig te vragen dat zij in hun werken slagen, dat ze door iedereen geacht en bemind worden en dat de heiligen in de hemel hen welgezind zouden zijn.
7. Wij eren onze ouders ook als we ons leven inrichten in overeenstemming met hun oordeel en hun wil.
8. Ook de heilige Paulus maant ons hiertoe aan:“Kinderen, gehoorzaam je ouders in de Heer; zo hoort het”En verder:“Kinderen, gehoorzaam je ouders in alles, want dit is de Heer welgevallig.”
9. Wij eren ook onze ouders door hun goede werken en hun vroomheid na te volgen. De grootste erkenning die men immers aan iemand kan geven, is dat men hen tracht te volgen in het goede dat ze doen.
10. We eren onze ouders ook door hen raad te vragen en deze raad ook op te volgen.
11. Wij eren tenslotte ook onze ouders wanneer we hen helpen als ze in nood zijn, en hen dan voedsel en bijstand schenken.
12. Christus leert ons dit allemaal, wanneer hij de farizeeën als volgt verwijt:“‘Waarom overtreedt zelfs u het gebod van God door uw traditie? Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en ook: Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden. Maar u zegt: “Wie tegen zijn vader of moeder zegt: Ik geef als offergave datgene waarmee ik u had kunnen ondersteunen, die hoeft zijn vader niet meer te eren.” Zo ontkracht u het woord van God door die traditie van u.”
13. We moeten altijd onze plichten tegenover onze ouders vervullen, maar in het bijzonder wanneer ze een levensbedreigende ziekte lijden.
14. In dat geval moeten we alle middelen inzetten om ervoor te zorgen dat ze toegang hebben tot een priester die hen de sacramenten van de biecht, de eucharistie en de ziekenzalving kan toedienen, die alle christenen voor ze sterven moeten ontvangen.
15. Als we daarvoor zorgen, hoeven ze niet meer bang te zijn voor de dood. Ze worden dan gesterkt en a.h.w. omgeven door een plechtige stoet bestaande uit de deugden van geloof, hoop, liefde en godsdienst. Ze zullen dan zelfs verlangen naar de dood omdat het hen doet binnentreden in de gelukkige eeuwigheid.
16. Tenslotte voegen we hier nog aan toe dat we onze ouders ook na hun dood moeten eren door ervoor te zorgen dat ze een waardige begrafenis krijgen, dat we zielenmissen voor hen laten opdragen en dat we hun laatste wilsbeschikkingen strict naleven.
17. Nadat uw ouders gestorven zijn, moet je hun testament uitvoeren en voor hun zielenrust bidden.
18. God zegent en beloont zelfs op aarde de kinderen die hun ouders eren.
19. Een kind dat zijn ouders zwaar beledigt of hen verlaat wanneer ze in nood zijn, wordt door God vervloekt en door de mensen gehaat.
20. Het voorbeeld bij uitstek van gehoorzaamheid dat kinderen moeten navolgen, is natuurlijk Jezus, die Maria en Jozef onderdanig was zolang hij met hen in Nazareth verbleef.

Uitleg van de prent

21. Bovenaan op de prent zien we Jezus die zijn moeder Maria helpt in het huishouden en zijn vader Jozef bij het werk.
22. Onderaan links zien we de jonge Tobias die in aanwezigheid van de engel Rafael zijn vaders blindheid geneest door zijn ogen in te wrijven met de gal van een vis die hij van zijn reis had meegebracht.
23. Rechts zien we hoe Jezus, de Zaligmaker, zijn voedstervader Jozef bijstaat in zijn doodstrijd. Hij drukt zijn vader aan zijn goddelijk hart.
24. Als we ons een idee willen vormen van de echte vreugde die goede kinderen aan hun ouders kunnen geven, moeten we zeker lezen over de ontroerende geschiedenis van Jozef, de zoon van Jacob. Toen de broers na een gelukkige reis in het land Kanaän terugkeerden, riepen ze uit de verte hun vader toe: ‘Jozef, uw zoon leeft nog en is koning over heel Egypte!’ Jakob kon zijn oren bijna niet geloven, maar toen ze hem alles vertelden en hem de koninklijke wagen met geschenken toonden, riep hij vol blijdschap: ‘Voor mij is het al voldoende te weten dat hij nog leeft. Voor ik sterf, wil ik hem terugzien. Laten we gaan!’

De geboden – Derde gebod van God (vervolg) – Heilig steeds de dag des Heren

De geboden - Derde gebod van God (vervolg) - Heilig steeds de dag des Heren
1. De ontheiliging van de zondag is uiterst schadelijk voor de samenleving. God bestraft deze ontheiliging in dit leven nog op verschrikkelijke wijze.
2. In echte nood mag men op zondag toch werken en goede daden stellen, doch dit ontheft de mens niet van de plicht om de heilige Mis bij te wonen.
3. Zogenaamd vrije werken, die eerder geestelijk dan lichamelijk van aard zijn zoals lezen of schrijven, zijn op zondag niet verboden.
4. Het is toegelaten om op zondag op eerlijke wijze en met mate plezier te maken. Nochtans moet men er zich voor behoeden geen gevaarlijke inspanningen te doen die onheil kunnen teweegbrengen. Deze waarschuwing geldt vooral voor jongeren.
5. Behalve het bijwonen van de eucharistie met preek spoort de kerk ons ook aan om godsdienstonderricht of andere kerkelijke diensten bij te wonen.
6. De kerk spoort ons ook aan om op zondag vrome werken te verrichten, zoals daar zijn: de sacramenten ontvangen, de kruisweg gaan, lezen over het geloof, goede werken doen, armen en zieken bezoeken.
7. In het oude verbond werd de ontheiliging van de sabbat met de dood bestraft. De schriftgeleerden en farizeeën die eropuit waren om Jezus op een fout te betrappen, verweten Hem en zijn leerlingen dat ze de sabbat schonden. Jezus, de Zaligmaker, echter toonde hen aan dat de liefde voor de naaste belangrijker is dan de sabbat. Ziehier de beschuldigingen die de farizeeën volgens het evangelie tegen Christus uitten:In die tijd liep Jezus op sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen kregen honger en begonnen aren te plukken en aten die op. De farizeeën zagen het en zeiden Hem: ‘Kijk eens, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ Maar hij zei: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed, toen Hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging en hoe ze de offerbroden aten, die hij niet mocht eten en ook zijn metgezellen niet, maar alleen de priesters? Of hebt u niet gelezen in de wet dat op sabbat de priesters in de tempel de sabbat ontheiligen en toch onschuldig zijn? Ik zeg u, hier is meer dan de tempel. Als u begrepen had wat dit zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offer, zou u geen onschuldigen veroordeeld hebben. Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.’ Hij ging daar weg en kwam in hun synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. Ze stelden Hem de vraag: ‘Mag men op sabbat genezen?’, met de bedoeling om Hem te kunnen aanbrengen. Maar Hij zei hun: ‘Als iemand van u een schaap heeft, en het is op sabbat in een kuil gevallen, zal hij het er dan niet uit halen? Hoeveel meer is een mens niet waard dan een schaap? Daarom mag men op sabbat goeddoen.’ Toen zei Hij tegen de man: ‘Strek uw hand.’ Dat deed hij, en ze werd weer even gezond als de andere. Eenmaal buiten, beraamden de farizeeën plannen tegen Hem om Hem uit de weg te ruimen.
Eens gaf Hij op sabbat onderricht in een synagoge. Daar bevond zich een vrouw die al achttien jaar leed onder een geest die haar ziek maakte. Ze liep krom en was niet in staat zich op te richten. Jezus zag haar en sprak haar aan. ‘Vrouw’, zei Hij, ‘u bent van uw kwaal verlost.’ Hij legde haar de handen op en onmiddellijk rechtte ze haar rug, en ze prees God. Geërgerd, omdat Jezus op sabbat iemand genezen had, zei de voorzitter van de synagoge tegen de menigte: ‘Zes dagen zijn er om te werken. Dan kunt u komen om u te laten genezen, niet op sabbat.’ De Heer gaf hem dit antwoord: ‘Huichelaars! Ieder van u maakt toch op sabbat zijn os of ezel los van de voerbak om hem te drinken te geven? Moest deze dochter van Abraham dan op sabbat niet losgemaakt worden van de boeien waarmee de satan haar al achttien jaar geleden heeft vastgebonden?’ Toen Hij dat zei stonden al zijn tegenstanders beschaamd.

Uitleg van de prent

8. Bovenaan op de prent zien we hoe Mozes in Gods naam opdracht geeft aan de Israëlieten om een man te stenigen die op de sabbat hout had geraapt.
9. Onderaan links zien we Jezus Christus met achter hem de leerlingen, die enkele korenaren tegen mekaar wrijven om hun honger te stillen.
10. Rechts zien we aan de voeten van Christus een man die een verschrompelde hand heeft, met voor hem de wetgeleerden en farizeeën.
11. Het heiligen van de zondag is goed voor de gezondheid, zegent het werk van de mens, brengt zijn ziel tijdens de mis dichter bij God en schenkt hem de kracht om de zware lasten van het leven te dragen.

De geboden – Derde gebod van God – Heilig steeds de dag des heren

De geboden - Derde gebod van God - Heilig steeds de dag des heren
1. Het derde gebod zegt dat we de zondag, de “dag des Heren” moeten heiligen.
2. Zondag is de dag van de Heer, een dag die volgens het nieuw verbond in het teken staat van de dienstbaarheid tot God.
3. Vóór de komst van Christus was de zaterdag aan God toegewijd. Deze dag werd sabbat of rustdag genoemd. Hij werd ingesteld om de rust van God na de zes dagen van de schepping te eren.
4. De kerk besloot om de heilige dag over te brengen naar zondag om de twee grote mysteries te eren die op zondag gebeurd zijn: de verrijzenis van Christus (Pasen) en de zending van de Heilige Geest (Pinksteren).
5. Om de zondag te heiligen moeten we de eucharistie bijwonen en ons onthouden van slaafse arbeid.
6. Onder slaafse arbeid verstaat men alle soorten handenarbeid of meer in het algemeen alle werk dat eerder lichamelijk dan geestelijk van aard is. We noemen ze slaafse werken omdat ze doorgaans uitgevoerd worden door mensen die ze uitvoeren om den brode. We denken bijvoorbeeld aan bouwen, werken op het land, marmer, ijzer of wol bewerken, naaien, weven enz.
7. God verbiedt deze werken om de mens te verplichten zijn opperste gezag te erkennen en omdat die werken de mens verhinderen om de godsdienstige oefeningen uit te voeren waarop hij zich die dag moet toeleggen.
8. Slaafse werken blijven slaafse werken ook al wordt men er niet voor betaald.
9. Dit verbod is nuttig voor onze ziel en ons lichaam. Het verplicht ons tot geregelde rust en herstelt onze krachten. Het is goed voor de gezondheid en verlengt ons leven.
10. Ook de werkzaamheden van het gerecht, zoals gesprekken met advocaten, verhoren van getuigen of vonnissen vellen zijn verboden op zondag, tenzij er een goede reden is om het toch te doen.
11. Jaarmarkten zijn verboden tenzij ze jaarlijks op een vaste datum vallen die toevallig een zondag blijkt te zijn. Ook veilingen zijn verboden.
12. Wél toegelaten zijn werken die de geest stimuleren, lichte werkjes zoals keren en de uitoefening van hobby’s zoals jagen, vissen of reizen.
13. Op zondag mag men wel studeren, onderwijzen, muziekinstrumenten bespelen (zelfs als men hiermee geld verdient), tekenen, foto’s nemen, enz.
14. Beeldsnijden mag evenwel niet, tenzij het enkel de finale afwerking van een beeldhouwwerk betreft.
15. Er zijn enkele omstandigheden waarbij het werken op zondag toch toegestaan kan worden:

  1. mits uitdrukkelijke toestemming van de pastoor of bisschop;
  2. indien er een vaste gewoonte bestaat om op zondag een bepaald werk uit te voeren, bv. planten gieten, scheren,…
  3. als het werk ten dienste van de kerk is, bv. poetsen of versieren van de kerk, het luiden van de klokken enz.
16. De mensen die anderen voor hun laten werken op zondag zijn even schuldig als de mensen die het eigenlijke werk verrichten.
17. Ouders of leidinggevenden die hun kinderen of medewerkers beletten om de zondag te heiligen, begaan een doodzonde en roepen Gods vloek uit over zichzelf en hun familie.
18. Zondigen is nooit geoorloofd. Een zonde bedrijven op zondag is dus geen verzwarende omstandigheid.

Uitleg van de prent

19. Deze prent wil het contrast tonen tussen de mensen die de zondag heiligen en mensen die hem ontheiligen. Bovenaan zien we de kerk, de pastorij, het kerkhof, enkele hoeven en een oud slot. De werkplaatsen en de magazijnen zijn gesloten. De rijtuigen en het landbouwgereedschap liggen er verlaten bij naast de huizen of in de velden. Iedereen gaat naar de kerk om er de mis bij te wonen: de schoolkinderen onder het toezicht van hun leraars, gelovige mannen en vrouwen, jong en oud, arm en rijk. Zij vermijden de cafés waar goddeloze en losbandige mensen zitten en groeten eerbiedig de kruisen die ze op hun weg tegenkomen. Onderaan op de prent zien we een fabriek waar men door zondagswerk de dag des Heeren ontheiligt.
20. Het schenden van de zondagsrust was altijd al een zware ramp voor de mens en zijn gezin. De heilige Jean-Marie Baptiste Vianney, pastoor van Ars zei dikwijls: “Twee soorten mensen zullen nooit rijk worden: zij die ’s zondags werken en zij die stelen.” Wij lezen dezelfde waarheid in de heilige schrift: “Zij hebben mijn sabbatdagen onteerd (zegt de Heer), en daarom heb ik besloten mijn woede over hen te laten komen.”

De geboden – Tweede gebod van God (vervolg) – Zweer niet ijdel, vloek noch spot

De geboden - Tweede gebod van God (vervolg) - Zweer niet ijdel, vloek noch spot.
1. Een gelofte is een vrijwillige en verplichtende belofte die we aan God maken.
2. De gelofte is een daad van aanbidding. Dit houdt in dat, wanneer we een gelofte doen aan een heilige, we tegelijkertijd aan God zelf beloven om de belofte aan de heilige gestand te doen.
3. We onderscheiden persoonlijke en zakelijke geloftes. Een persoonlijke gelofte verbindt enkel de persoon die haar uitvoert en het beloofde kan niet van de persoon gescheiden worden. We denken bv. aan de gelofte om te bidden. In elk ander geval spreken we van een zakelijke gelofte, bijvoorbeeld de gelofte om 100 EUR aan de armen te geven.
4. Er zijn tijdelijke en eeuwige geloftes volgens de duurtijd van de verplichting.
5. Om een gelofte te kunnen doen, moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn:

  1. de persoon moet bekwaam zijn om de gelofte te stellen en dus tot de jaren van verstand gekomen zijn;
  2. hij moet ten volle begrijpen wat de eed inhoudt en welke verplichtingen hij met zich meebrengt;
  3. hij moet de eed stellen met eenzelfde overtuiging als waarmee hij een doodzonde zou begaan.
6. We kunnen ons niet verbinden als we dat niet willen.
7. Als we een gelofte doen omdat we oprecht maar onterecht bang zijn van de mogelijke gevolgen als we het niet doen, maakt dit de gelofte ongeldig. Iets wat op die manier afgedwongen is, kan trouwens God niet behagen.
8. In verband met het beloofde, gelden er volgende regels: 1° het moet haalbaar zijn. Niemand hoeft het onmogelijke te volbrengen. Daarom is de belofte om totaal niet te zondigen ongeldig. Wat we wel kunnen beloven is om zo weinig mogelijk te zondigen of om niet met opzet dagelijkse zonden te begaan.
9. Als de belofte onhaalbaar blijkt, maar wel splitsbaar is in kleinere delen, dan moeten we de belofte minstens gedeeltelijk volbrengen. Als de belofte daarentegen niet splitsbaar is, geldt deze verplichting niet. We hoeven geen inspanningen meer te doen om iets te voltooien dat afhankelijk is van iets anders wat onmogelijk geworden is.
10. Verder geldt: 2° Het beloofde moet ook goed zijn; meer nog, het moet beter zijn dan elke alternatieve gelofte. Zo kan men bv. doorgaans geen gelofte afleggen om te trouwen, ook al is dit op zich goed en zedig. Deze alternatieve gelofte om niet te trouwen en celibatair te leven is immers beter. Dergelijke gelofte om te trouwen is dus ongeldig.
11. Het is wel geldig om dezelfde gelofte meermaals te stellen. Dit vermeerdert immers het engagement en de vroomheid om die plicht te vervullen.
12. Als we een gelofte doen om een goed werk te verrichten met kwade bijbedoelingen, dan is deze gelofte ongeldig. De slechte bijbedoeling vernietigt immers de instrisiek goede karakter van het goede werk.
13. Dit is niet te verwarren met een onbedoeld negatief neveneffect van een goede daad. Daar kan men immers niets aan doen.
14. Ook als de gelofte of eed in een vlaag van overmoed werd gesteld, moet ze toch uitgevoerd worden.
15. Een gelofte is ook geldig als ze gedaan wordt om zichzelf te straffen voor een zonde, bijvoorbeeld: “Ik doe de gelofte om geld te geven aan de armen telkens ik vloek.”
16. Als we een gelofte gedaan hebben, moeten we deze uitvoeren. De Heilige Geest zegt: “Het is veel beter om geen gelofte te doen, dan om de gedane gelofte niet te houden.”
17. Vooraleer we dus een gelofte aangaan, doen we er goed aan:

  1. te zien of we haar wel kunnen nakomen;
  2. onze biechtvader om raad te vragen.
18. Als we goede redenen hebben, kunnen we aan de kerk vragen om ons van de verplichting te ontslaan, of om deze om te zetten in een alternatief werk.
19. De meest volmaakte geloften zijn die van de kloosterlingen: armoede, eeuwige zuiverheid en volkomen gehoorzaamheid.

Uitleg van de prent

20. Onderaan links op de prent zien we Jefta die een triomftocht doet na zijn overwinning op Ammon. Hij had de onvoorzichtige belofte gedaan om in het geval van een overwinning het eerste dat hij zou tegenkomen te offeren. Bij zijn terugkomst was echter de eerste die hij zag, zijn eigen dochter die het tegemoet kwam om hem geluk te wensen. Men vermoedt dat de dochter uiteindelijk niet echt geofferd werd, maar toegewijd aan de maagdelijke staat.
21. In het midden is Maria die op driejarige leeftijd naar de tempel in Jerusalem gaat om in de tempel de gelofte van maagdelijkheid af te leggen. Haar ouders, de heilige Joachim en de heilige Anna, begeleiden haar. Aan de voet van de trap ontvangt de hogepriester haar en van boven de zuilengang kijken de heilige grijsaard Simeon en de profetes Anna haar vol bewondering toe en strekken hun armen naar haar uit. Ze wordt vergezeld van engelen, van wie zij de koningin is. Op de vijtien treden van de tempel liggen rozen. Ze stellen de vijftien mysteries van de rozenkrans voor.
22. Onderaan rechts zien we matrozen die knielen bij het altaar van de heilige maagd. Zij hebben tijdens een orkaan de gelofte gedaan om Maria’s heiligdom te bezoeken als ze aan de dood zouden ontsnappen. Ze werden verhoord en komen nu hun schuld inlossen.

De geboden – Tweede gebod van God (vervolg) – Zweer niet ijdel, vloek noch spot

1. Iemand die gezworen heeft om een slecht werk te verrichten, is niet verplicht om deze belofte te houden. Hij zou immers de zaak verergeren door een bijkomende zonde te stellen.
2. Herodes bedreef deze zonde toen hij Johannes de Doper liet onthoofden. We lezen in het evangelie van Marcus:“Koning Herodes hoorde over Hem, want zijn naam was bekend geworden, en ze zeiden: ‘Johannes de Doper is uit de doden opgewekt. Daarom zijn die krachten in Hem werkzaam.’ Maar anderen zeiden: ‘Het is Elia’, en weer anderen: ‘Het is een profeet als andere profeten.’ Toen Herodes dat hoorde, zei hij: ‘Die Johannes, die ik heb laten onthoofden, is uit de doden opgewekt.’ Want zelf had Herodes Johannes laten arresteren en in de gevangenis laten zetten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, omdat hij haar getrouwd had. Want Johannes had tegen Herodes gezegd: ‘Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te bezitten.’ Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem uit de weg ruimen, maar ze had daartoe niet de macht. Want Herodes had ontzag voor Johannes, in het besef dat deze een rechtvaardige en heilige man was, en hij nam hem in bescherming. Als hij naar hem luisterde, raakte hij steeds in verlegenheid, en toch hoorde hij hem graag. Er kwam een gunstige dag toen Herodes op zijn verjaardag een feestmaal gaf voor zijn hofhouding, de legerleiding en de hoge heren van Galilea. De dochter van hem en Herodias kwam binnen en met haar dans deed ze Herodes en zijn gasten een groot genoegen. De koning zei tegen het meisje: ‘Vraag me wat je maar wilt, ik zal het je geven.’ En hij deed er zelfs een eed op: ‘Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk.’ Ze ging weg en zei tegen haar moeder: ‘Wat moet ik vragen?’ Die zei: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.’ Haastig ging ze recht op de koning af en vroeg: ‘Ik wil dat u mij terstond op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.’ De koning werd bedroefd, maar vanwege zijn eed en omwille van zijn gasten wilde hij het haar niet weigeren. Meteen stuurde de koning iemand van zijn lijfwacht en gaf het bevel om het hoofd van Johannes te brengen. Die ging weg en onthoofdde hem in de gevangenis. Hij bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje, en het meisje gaf het aan haar moeder. Toen zijn leerlingen het hoorden, kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.”
3. We maken ons schuldig aan godslastering (“blasfemie”) wanneer we aan God of zijn heiligen iets oneerbaar toeschrijven; wanneer we iets van hen loochenen; wanneer we hen bespotten.
4. Er zijn twee soorten godslastering: eenvoudige en ketterse.
5. Eenvoudige blasfemie is wanneer we oneerbaar woord aan God richten, zonder evenwel iets te zeggen dat afbreuk doet aan de geloofswaarheden, bv. “verdoeme” ( = vervloekt, vermaledijd) of het spottend uitspreken van Gods naam bv. “Jezus!” (ook varianten zoals “Dju”, “Geez”, “Jeetje”,…).
6. Wanneer we voor “verdoeme” (of varianten zoals “verdomme”, “verdomd”, “doeme”, “verdorie”,…) het woord “god” plaatsen en dit in boosheid of verachting uitspreken, is dit voor God uiterst lasterlijk. Het is alsof men zegt: “Moge Gods naam vervloekt zijn!”. Dit is een afgrijselijke godslastering.
7. Onder ketterse blasfemie verstaan we een godslastering die niet alleen een verachting van God uitdrukt, maar ook een dwaling tegen te rechte leer bevat. Voorbeelden zijn uitspraken als “God is niet rechtvaardig” of “God bekommert zich niet om ons”.
8. Een ketterse blasfemie die weloverwogen wordt uitgesproken, is een doodzonde.
9. Wanneer je een godslastering hoort, moet je deze zo snel mogelijk rechtzetten, door bv. te antwoorden: “Geloofd zij Jezus-Christus!”
10. Wanneer we “verdoeme” (of varianten) zeggen, betekent dat dat we onzelf, onze naaste of een ander schepsel kwaad toewensen.
11. We zondigen tegen dit gebod wanneer we onszelf of iemand anders kwaad toewensen, bv. in de uitdrukking: “Ik mag doodvallen als het niet waar is.”

Uitleg van de prent

12. Deze prent stelt ons Herodes voor op zijn verjaardagsfeest. Bij hem staat de dochter van Herodias die hem het hoofd van Johannes de Doper vraagt. Links zien we die beulen die het hoofd van Johannes de Doper op een schaal aandragen.
13. Volgens de oude Mozaïsche wet moesten godslasteraars gestenigd worden. Onderaan links zien we een godslasteraar die Mozes liet stenigen nadat hij met God overleg gepleegd had.
14. Onderaan rechts zien we een landbouwer die vloekt op de dieren die hij aanvoert. Zo roept hij hen toe: “Dat de duivel jullie komt halen!”. Zijn noodlottige bede wordt verhoord: duivels zaaien paniek in de kudde en zijn dieren lopen weg.

De geboden – Tweede gebod van God – Zweer niet ijdel, vloek noch spot

Tweede gebod van God - Zweer niet ijdel, vloek noch spot
1. Het tweede gebod gebiedt ons om de naam van God de eer te bewijzen die Hem toekomt. Het gebiedt ons tevens om onze beloften na te komen.
2. Met dit gebod verbiedt God ons:

  1. een valse eed af te leggen en daarbij God tot getuige te nemen (d.i. ijdel te zweren);
  2. te vloeken;
  3. verwensingen te uiten;
  4. beloften te breken.
3. Een eed afleggen of zweren is God tot getuige nemen van wat we zeggen of beloven.
4. Zweren kunnen we doen op drie manieren:

  1. door bepaalde woorden uit te spreken, zoals “ik doe eed” of “ik zweer”;
  2. door bepaalde handelingen uit te voeren, bv. de hand opheffen;
  3. door schriftelijk iets onder ede te verklaren.
5. We zweren niet noodzakelijk door de woorden uit te spreken, maar enkel als we hierbij met opzet God tot getuige nemen van onze uitspraak of belofte.
6. Als we zweren op zaken die tot de schepping behoren, nemen we impliciet ook God tot getuige, omdat hij deze dingen geschapen heeft. Het zweren op de hemel of de donder is derhalve hetzelfde als zweren tot God.
7. IJdel zweren betekent concreet:

  1. zweren tegen de waarheid;
  2. zweren wanneer dat niet nodig is;
  3. zweren iets slecht te doen.
8. Zweren tegen de waarheid is onder eed iets verklaren waarvan we weten dat het onjuist is of onder eed iets beloven wanneer we niet van plan zijn om het ook uit te voeren.
9. Zweren tegen de waarheid is steeds een zware zonde. We noemen deze meineed. We begaan steeds een doodzonde als we ons met opzet aan meineed schuldig maken.
10. Meineed is een doodzonde omdat we God ernstig beledigen door Hem als getuige van een leugen of onwaarheid te nemen.
11. Als we ook maar enigszins twijfelen aan iets, mogen we er geen eed over afleggen. Als we de waarheid niet kunnen achterhalen, mogen we er ook niet over zweren, omdat we dan het risico lopen om meineed te plegen.
12. Als we niet het risico willen lopen om deze zonde te begaan, is het best om in het geheel niet te zweren, noch op ons geloof, noch op ons geweten, noch op de waarheid, noch op eender welke andere manier.
13. Eed doen zonder noodzaak is zweren zonder daartoe verplicht te zijn of zweren over onbelangrijke dingen.
14. Zweren zonder noodzaak is een zonde omdat het getuigt van weinig respect om God tot getuige te nemen van iets dat niet belangrijk is.
15. Het is toegelaten om te zweren in zwaarwichtige materies, bv. voor een rechtbank.
16. In dat geval moeten we zweren met diepe eerbied en met het doel om God te vereren, die zelf de Waarheid is.
17. Als we iets onder ede hebben beloofd, zijn we dubbel verplicht om het uit te voeren. Ten eerste moeten we de belofte volbrengen omdat het rechtvaardig is en ten tweede moeten we ze volbrengen uit godsdienstige overwegingen.

Uitleg van de prent

18. Het belangrijkste onderwerp van deze prent is de valse getuigenis van de heilige Petrus. Deze apostel was het huis van de hogepriester Kajafas binnengedrongen toen Jezus werd voorgeleid. Toen hij zich op de voorplaats had gezet om zich te verwarmen, herkende de dienstmeid hem, en riep uit: “Deze was ook met Jezus van Nazareth.” Petrus zwoer toen dat hij die man niet kende.
19. Onderaan rechts zien we Jakob en Esau. Esau was eens vermoeid van de jacht teruggekeerd en had zijn broer gesmeekt voor het bord linzensoep, dat die voor zichzelf had klargemaakt. Jakob vond dat prima, op voorwaarde dat Esau hem onder eed beloofde zijn eerstgeboorterecht af te staan. Esau hefte zijn hand op en zwoer zonder noodzaak. Daarmee verloor hij zijn eerstgeboorterecht.
20. Onderaan links zien we zeven mannen die gekruisigd werden onder de regering van koning David, omdat ze de eed van Saul hadden geschonden. Toen Jozua het land van Kanaän in bezit had genomen, had hij de inwoners van Gibeon gezworen hen geen kwaad te zullen doen. Maar Saul had mensen van Gibeon gedood en daarom strafte God deze meineed met een driejarige hongersnood. David vroeg de Gibeonieten hoe hij het leed kon goedmaken dat hen aangedaan was. Zij eisten dat Saul zeven van zijn kinderen zou uitleveren. David voldeed hun wens en kruisigde de kinderen op een berg om zo Gods wraak te milderen.
21. Als we mensen horen vloeken of God belasteren en we kunnen hen dat niet beletten, moeten we toch minstens antwoorden: “Geloofd zij Jezus Christus”. Het verdient aanbeveling om dergelijke tekens van vroomheid te stellen. Zo kunnen we aan God eerherstel geven.

De geboden – Eerste gebod van God (vervolg) – Bovenal bemin één God

De geboden - Eerste gebod van God (vervolg) - Bovenal bemin één God
1. We zondigen tegen het eerste gebod:

  1. door afgoderij;
  2. door goddeloosheid;
  3. door bijgelovigheid
2. Afgoderij is het bewijzen van goddelijke eer aan gewone, niet-goddelijke schepselen.
3. We zondigen in de goddeloosheid:

  1. als we heilige zaken onteren;
  2. als we spotten met de godsdienst of haar bedienaars;
  3. Als we met regelmaat onze godsdienstige plichten niet volbrengen.
4. Het onteren van heilige zaken is een zware zonde die we ook heiligschennis noemen. Het bestaat in drie vormen: van personen, van plaatsen en van dingen.
5. We maken ons schuldig aan heiligschennis op personen als we met kwade bedoelingen een aan God toegewijd persoon slecht behandelen.
6. Heiligschennis op plaatsen bedrijven we wanneer we een aan God toegewijde plaats onteren.
7. Heiligschennis op dingen betekent dat we een aan God toegewijde zaak onteren. Bijvoorbeeld: de sacramenten, de gewijde vaten (bv. kelk, monstrans,…), de heilige schrift, de relikwieën en de beelden van de heiligen.
8. We zondigen in de bijgelovigheid als we voor het verwerven van bepaalde kennis of om het verkrijgen van bepaalde gunsten, voorwerpen gebruiken, of handelingen stellen die hiertoe geen enkele kracht hebben, noch vanuit de natuur ervan, noch van God, noch vanuit een bepaling van de heilige Kerk.
9. De voornaamste vormen van bijgelovigheid zijn: tovenarij, beheksing en het geloof in voortekenen.
10. Tovenarij is het verkrijgen van iets wonderbaarlijks met de hulp van de duivel.
11. Beheksing is het benadelen van mensen of dieren met de macht van de duivel.
12. Geloof hechten aan voortekenen noemen we bijgelovigheid wanneer we uit willekeurige zaken een voorteken zien voor iets goed of kwaad dat in de toekomst zal plaatsvinden. Voorbeelden van dergelijk bijgeloof is de mening dat er geluks- of ongeluksdagen zouden bestaan of dat, als er ergens 13 mensen aan tafel zitten, één van hen spoedig zal sterven.
13. We zondigen met name in deze gevallen tegen de bijgelovigheid: als we geloof hechten aan kaartleggers, als we naar waarzeggeres luisteren of als we wichelaars raadplegen.
14. Het gebruik van wijwater en andere gewijde zaken is nochtans geen bijgelovigheid. Deze dingen verkrijgen een bijzondere kracht door het gebed dat erover uitgesproken is, in overeenstemming met de richtlijnen van de katholieke Kerk hieromtrent.
15. In het evangelie lezen we hoe Jezus verkopers uit de tempel jaagt, omdat ze een heilige plaats onteren:“Het was kort voor het joodse Pasen. Jezus begaf zich naar Jeruzalem en zag daar hoe men in de tempel runderen, schapen en duiven stond te verkopen en geld zat te wisselen. Hij knoopte touwen aaneen tot een zweep en joeg ze allemaal de tempel uit, schapen en runderen erbij. De tafels van de wisselaars gooide Hij met geld en al omver. En tegen de duivenverkopers zei Hij: ‘Weg ermee! Maak van het huis van mijn Vader geen markt!’ Zijn leerlingen beseften dat er geschreven staat: De ijver voor uw huis zal Mij verteren.”

Uitleg van de prent

16. Deze prent stelt de Israëlieten voor die in de woestijn het gouden kalf aanbaden. Terwijl Mozes op de berg sprak met God, verveelde het volk zich en smeekten ze de hogepriester Aäron om hun een gouden kalf te maken dat ze konden aanbidden. Aäron vervulde hun wens en ze knielden voor de afgod neer en vereerden hem met gebeden en dansen. Mozes kwam intussen van de berg af met de twee stenen tafels waarop de Wet geschreven stond. Toen hij zag wat er gebeurd was, werd hij kwaad, wierp ze op de grond en verbrijzelde ze.
17. Onderaan links zien we Heliodorus, de oppergeneraal van het leger van Seleucus, de koning van Syrië. Deze wilde de schat van de tempel van Jeruzalem roven. Op het ogenblik dat hij deze heiligschennende daad wilde stellen, zag hij een vreselijke ruiter die zich op hem wierp en hem vertrappelde. Terzelfdertijd kwamen twee jonge en goed uitgeruste mannen op hem af en onderwierpen hem aan een vreselijke marteling. Heliodorus verloor het bewustzijn en bezweek roemloos.
18. Saul maakte zich schuldig aan bijgelovigheid toen hij bij de waarzegster Endor te rade ging. Onderaan rechts zien we deze koning met achter hem de waarzegster. Hij vraagt haar om de profeet Samuel te doen verschijnen die een tijdje daarvoor reeds overleden was. Saul meent dat God hem hierdoor de bijzondere genade schenkt om Samuel te zien. Deze kondigt hem aan dat hij de volgende dag zal sterven in de slag met de Filistijnen.
19. Enkel God die alles weet, is in staat om de toekomst te kennen. Daarom is het een grote schande om zijn gezworen vijand, de duivel, daarover te raadplegen. Deze is immers ook maar een schepsel dat geen kennis over de toekomst heeft.

De geboden – Eerste gebod van God – Bovenal bemin één God

De geboden - Eerste gebod van God - Bovenal bemin één God
1. In het eerste gebod wordt ons opgedragen om één enkele God te erkennen, aanbidden en dienen.
2. Die plichten vervullen we door het beoefenen van de drie goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde.

Over de aanbidding die enkel God toekomt

3. God aanbidden betekent zich volledig onderwerpen aan zijn heerschappij en Hem alle inwendige en uitwendige eer betonen.
4. We betonen inwendige eer voor God, wanneer we bij onszelf de oefeningen van geloof, hoop en liefde overwegen, zonder ze luidop op te zeggen.
5. We betonen God uitwendige eer als we in onze woorden of daden blijk geven van de religieuze motieven die ons bezielen.
6. Waarom moeten we God uitwendige eer betonen?

  1. Omdat ons lichaam en onze ziel Hem toebehoort,
  2. Omdat de uitwendige eer de inwendige openbaar maakt en voedt.
7. We betonen God openbare eer door hem in christelijke bijeenkomsten te aanbidden.
8. Wij moeten God openbare eer betonen omdat we verplicht zijn getuigenis van ons geloof af te leggen en aan de naaste te laten zien dat we echte dienaars van God zijn.
9. Wij bewijzen God uitwendige en openbare eer door kruistekens te maken, te knielen, luidop gebeden op te zeggen, in geestelijke gezangen, door het bijwonen van de Heilige Mis en andere kerkdiensten.
10. We moeten vooral tot God bidden ‘s morgens en ‘s avonds, wanneer we de kerk binnenstappen, tijdens kerkdiensten en bij het ontvangen van de sacramenten.
11. Niet alleen individuele personen maar ook de burgerlijke maatschappij moet God aanbidden, omdat Hij de opperste heer is van samenlevingen zowel als individuen.
12. We mogen niets anders aanbidden dan God omdat alleen Hij de opperste Heer is van alle schepselen.
13. We aanbidden Jezus Christus, aangezien Hij God is, samen met de Vader en de Heilige Geest.

Over de verering van de heiligen

14. We aanbidden heiligen niet, maar vereren hen en roepen hen aan als vrienden en dienaars van God.
15. De eer die wij aan heiligen bewijzen bestaat erin:

  1. dat wij hen vereren voor de glorie die zij in de hemel genieten,
  2. dat we hen aanroepen,
  3. dat we hun voorbeeld navolgen.
16. Het verschil tussen het gebed tot God en het gebed tot de heiligen is dat we God erkennen als de gever van het goed, terwijl we de heiligen slechts aanroepen als voorsprekers, die bij God met ons en voor ons bidden.
17. De eredienst die wij een heilige betonen wordt Dulia geheten. Deze is te onderscheiden van de aanbidding die enkel God toekomt. Deze noemen we Latria.
18. Aan de heilige Maagd zijn we een bijzondere eredienst verschuldigd omdat zij ver boven alle andere heiligen verheven is. Deze noemen we Hyperdalia.
19. De verering voor Onze-Lieve-Vrouw is heel bijzonder om verschillende redenen:

  1. Zij is de moeder van God;
  2. Christus heeft haar op het kruis als onze moeder aangeduid.
  3. Zij is de koningin van de hemel en het volmaakste van alle schepselen.
20. Als we een ware devotie voor Maria willen bezitten, moeten we haar met een kinderlijke liefde beminnen, met een vast vertrouwen aanroepen en haar deugden navolgen, in het bijzonder de nederigheid en de zuiverheid.
21. Het is nuttig om een kruisbeeld en andere vrome beelden te hebben. Dat is een middel bij uitstek om onze eerbied en liefde voor de godsdienst te tonen.

Uitleg van de prent

22. Op deze prent zien we mensen van alle leeftijden en standen, mannen en vrouwen, die God nederig aanbidden en aanschouwen. De Heer opent zijn armen en ziet met welbehagen op hen neer. Zo toont Hij met welke goedheid Hij onze eerbetuigingen en nederige smeekbedes ontvangt.
23. Bovenaan links zien we de heilige Maagd omringd door engelen. Rechts zien we de heilige Jozef en verschillende andere heiligen.
24. Om God te eren moeten we vooral de drie goddelijke deugden beoefenen. Hiertoe is het nuttig om vaak de oefeningen van geloof, hoop en liefde te overwegen.
25. Wanneer we bekoord worden door het kwade, is het raadzaam om de namen van Jezus, Maria en Jozef te aanroepen. Maak er een gewoonte van!
26. Onze patroonheilige verdient speciale aandacht. We moeten hem meer nog dan andere heiligen vereren.