1. De vier uitersten van de mens zijn: de dood, het oordeel, de hel en de hemelse glorie.
2. Het is aan te raden om onze uitersten dikwijls te overwegen; die gedachte verwijdert ons van de zonde en vermeerdert onze ijver om God trouw te dienen. Daarom ook lezen we in de bijbel:“Gedenk uw uitersten, en gij zult in eeuwigheid niet zondigen”
De dood
3. De dood is de scheiding van ziel en lichaam en de overgang van het tijdelijke naar het eeuwige.
4. De dood is ontstaan door de zonde van onze eerste voorouders. God zei aan Adam en Eva:“Van de boom van de kennis van goed en kwaad mag je niet eten, want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven.”Jammer genoeg werden ze door de duivel verleid en gehoorzaamden ze God niet . Ze aten van de verboden vrucht en God verdreef hen uit het paradijs. Van dan af zijn hun afstammelingen onderworpen aan het lijden en de dood.
5. Het is zeker dat we zullen sterven. Dit is een straf voor de zonde van onze eerste vader. De heilige Paulus zegt: “Mensen moeten eenmaal sterven.”
6. Wij zullen sterven wanneer God dit bepaalt. Het is zeker dat we zullen sterven maar wij kennen de dag noch het uur wanneer dit zal geschieden.
7. God wil dat het tijdstip van onze dood onbekend blijft. Als dat niet zo was, dan zouden vele mensen zich in tussentijd gewoon aan de zonde overleveren.
8. We moeten ons op de dood voorbereiden door een echt christelijk leven te leiden en door de sacramenten te ontvangen.
9. We mogen niet wachten tot we ziek zijn om ons op een goede dood voor te bereiden. Dat zou roekeloos en gevaarlijk zijn. Dit deed immers ook de vrek, waarover de volgende parabel uit het evangelie spreekt:“Iemand uit de menigte zei tegen Hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.’ Hij zei tegen hem: ‘Wie heeft mij als scheidsrechter tussen u beiden aangesteld?’ Hij zei tegen hen: ‘Pas op voor iedere vorm van hebzucht! Ook al heeft een mens nog zo veel, zijn leven bezit hij niet.’ Hij vertelde hun een gelijkenis: ‘Er was eens een rijke, wiens land veel had opgebracht. Hij dacht bij zichzelf: “Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst op te slaan.” “Dit ga ik doen,” dacht hij, “ik breek mijn schuren af en ga grotere bouwen; dan kan ik daar al het graan en mijn andere goederen in opslaan, en tegen mezelf zeggen: Je hebt daar nu heel wat liggen, jongen, je kunt jaren vooruit. Rust nu maar eens uit, eet, drink en neem het ervan.” Maar God zei tegen hem: “Jij dwaas, nog deze nacht wordt je leven opgeëist, en voor wie zijn dan al die voorraden die je hebt aangelegd?” Zo vergaat het iemand die rijke schatten verzamelt voor zichzelf en niet voor God.’ “
Uitleg van de prent
10. Deze prent stelt ons de dood voor. Ze doet ons inzien dat het nuttig is om eraan te denken. Aardse dingen zijn slechts ijdelheden; we moeten ons vooral richten op de hemel.
11. Centraal op de prent staat Franciscus van Borgia, een edelman aan het hof van Karel V, met voor hem het lijk van keizerin Isabella. Franciscus moest haar lichaam overbrengen naar Granada in Spanje, om haar te begraven. Toen de lijkstoet daar was aangekomen, opende men, naar toenmalig gebruik, de doodskist. Franciscus moest zweren dat het gelaat werkelijk dit van de keizerin was, maar het gezicht was zodanig misvormd dat men haar niet meer kon herkennen. Het lijk stonk ook zo verschrikkelijk dat niemand het kon verdragen. Franciscus was door dit gebeuren zo aangedaan dat hij besloot om de wereld met haar ijdelheden vaarwel te zeggen. Hij trad in bij de jezuïeten en werd een groot heilige.
12. Bovenaan zien we een man en een vrouw in de fleur van hun leven, die zichzelf in de spiegel bekijken. Boven hun hoofd lezen we het woord ‘Heden’. In de spiegel zien ze zichzelf als doden. Dit spiegelbeeld draagt het opschrift ‘morgen’. Deze tegenstelling tussen levende en dode hoedanigheid moet ons aanzetten om de altijddurende goederen van de ziel hoger te schatten dan de tijdelijke goederen van het lichaam.
13. Onderaan zien we een kerkhof met kruisen, grafzerken, treurige opschriften. In open graven kunnen we geraamten aanschouwen.
14.“Daarom moeten juist jullie voorbereid zijn, omdat de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht.”De heilige Kerk herinnert ons daarom steeds weer aan de dood, en dit niet alleen op
Allerzielen en Aswoensdag, maar ook wanneer de doodsklokken luiden bij de begrafenis van een overledene.