De geboden – Achtste gebod van God – Mijd den achterklap en ‘t liegen

De geboden - Achtste gebod van God - Mijd den achterklap en 't liegen
1. Dit gebod houdt in dat

  1. we geen valse getuigenis mogen afleggen,
  2. niet mogen liegen,
  3. geen kwaad mogen spreken en
  4. niemand mogen lasteren.

De Valse getuigenis

2. Een valse getuigenis is wanneer we bij ondervraging door een rechter de waarheid verzwijgen of iets bevestigen waarvan we weten dat het fout is.
3. Een vals getuigenis afleggen is altijd doodzonde. De persoon die een valse getuigenis aflegt pleegt meineed; hij breekt dus de eed om de waarheid te vertellen. Bovendien begaat hij een grote onrechtvaardigheid door een onschuldig mens te doen veroordelen.
4. De persoon die een valse getuigenis aflegde, moet het nadeel herstellen dat hij veroorzaakte.
5. We begaan deze zonde ook wanneer we valse getuigen aanbrengen, vervalste stukken voorleggen, of op welke wijze dan ook wetens en willens ertoe bijdragen dat een onschuldige veroordeeld wordt.

Uitleg van de prent

6. Op deze prent zien we bovenaan Christus die door de joden voor Pilatus gebracht wordt. Eén van de aanwezigen richt de vinger naar Jezus en beticht Hem ervan dat Hij zou gezegd hebben dat ze geen belastingen meer moeten betalen aan de keizer. Dat was een valse getuigenis, want Jezus had gezegd dat men aan de keizer moest geven wat de keizer toekwam.
7. In Marcus lezen we over een andere valse getuigenis tegen Christus:“De hogepriesters en heel het Sanhedrin zochten getuigenissen tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar ze vonden niets. Want velen legden wel een valse verklaring tegen Hem af, maar hun getuigenissen waren niet afdoende. Ook stonden er enkelen tegen Hem op met de valse verklaring: ‘We hebben Hem horen zeggen: “Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen, die niet door mensenhanden gemaakt is.” ’ Maar zelfs dit getuigenis was niet afdoende. De hogepriester trad naar voren en stelde Jezus de vraag: ‘U antwoordt niets? Wat brengen ze wel niet tegen U in!’ Maar Hij bleef zwijgen en antwoordde niets. Weer stelde de hogepriester Hem een vraag en zei tegen Hem: ‘Bent u de Messias, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus zei: ‘Ja, dat ben Ik, en u zult de Mensenzoon zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komend op de wolken van de hemel.’”
8. Onderaan links zien we hoe Izebel, de vrouw van Achab, koning van Israel, door honden wordt verscheurd. Deze goddeloze vrouw had Nabot uit de weg willen ruimen omdat die weigerde om de erfenis van zijn vader aan haar af te staan. Ze liet omgekochte valse getuigen aandraven die hem ervan beschuldigden God en de koning gelasterd te hebben. Nabot werd ter dood veroordeeld en gestenigd. Maar deze misdaad van Izebel bleef niet onbestraft. De opvolger van Achab, Jehu, gooide haar van bovenop het paleis naar beneden, waar haar lichaam opgevreten werd door honden.
9. De joden legden ook een valse getuigenis af tegen de heilige Stefanus. In de Handelingen der Apostelen lezen we:“Het woord van God bleef zich verbreiden; het aantal leerlingen in Jeruzalem werd nog veel groter, en ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof. Door God rijk begunstigd met kracht, deed Stefanus grote wonderen en tekenen onder het volk. Maar enkele leden van de Synagoge van de Vrijgelatenen, afkomstig uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia, begonnen met Stefanus te disputeren. Ze waren echter niet opgewassen tegen de geest en de wijsheid waarmee hij sprak. Daarna instrueerden zij enkele mannen om te verklaren: ‘Wij hebben hem lastertaal horen spreken tegen Mozes en God.’ Zij maakten stemming onder het volk en de oudsten en schriftgeleerden. Toen pakten zij hem op en sleepten hem voor het Sanhedrin. Daar schoven zij valse getuigen naar voren om te verklaren: ‘Die man preekt onophoudelijk tegen deze heilige plaats en de wet. Zo hebben wij hem horen zeggen dat die Jezus de Nazoreeër deze tempel zal afbreken en de zeden en gewoonten zal veranderen die Mozes ons heeft overgeleverd.”
10. Onderaan rechts zien we Daniël op twaalfjarige leeftijd. Voor hem staat Suzanna met rondom haar ouders en vrienden. De twee ouderen die we achter Suzanna zien, hadden een valse getuigenis tegen haar afgelegd. Ze hadden gezegd dat ze haar op heterdaad hadden betrapt tijdens het stellen van oneerbare feiten. Ze werd ter dood veroordeeld en op het moment dat ze zou gestenigd worden, riep de jonge Daniël uit dat ze onschuldig was. Hij liet de grijsaards bekennen dat ze gelogen hadden, waarop zij ter dood veroordeeld werden.
11. Tijdens haar beproeving zocht Suzanna haar toevlucht bij God, die steeds haar onschuld beschermde. De gedachte aan God en haar vast vertrouwen in zijn hulp gaven haar moed in de moeilijke momenten wanneer zij als onschuldig lam ten prooi viel aan twee gewetenloze wolven.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *