De deugden – De zedelijke deugden

De deugden - De zedelijke deugden
1. Zedelijke deugden worden zo genoemd omdat ze de zeden, het zedelijk gedrag van de mensen regelen.
2. Alle zedelijke deugden kunnen in essentie herleid worden tot vier, die we de hoofddeugden of kardinale deugden noemen, met name:

  1. voorzichtigheid,
  2. rechtvaardigheid,
  3. sterkte en
  4. matigheid.
3. Deze vier zedelijke deugden waren reeds bekend aan heidense filosofen en werden door hen onderwezen, maar slechts als natuurlijke deugden. Het christendom versterkte ze door haar genade in ons tot bovennatuurlijke deugden die gericht waren op een hoger doel.

Voorzichtigheid

4. Voorzichtigheid is een deugd die ons doet inzien wat we in elk geval moeten doen en laten.

Rechtvaardigheid

5. Rechtvaardigheid is een deugd waarmee we God en de naaste geven wat hen toekomt. Deze deugd regelt ook onze gedachten en gevoelens tegenover anderen. Ze maakt ons nederig en leert ons onzelf relativeren, zoals het een zondaar betaamt. Jezus zegt in het evangelie:“als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.”

Sterkte

6. Sterkte is de deugd die ons de moed geeft om de door God opgelegde plichten te vervullen.

Matigheid

7. Matigheid is de deugd waarmee we de lichamelijke lusten kunnen onderdrukken, met name de gulzigheid en kicks.

Uitleg van de prent

8. De deugd van de voorzichtigheid wordt op deze prent bovenaan links voorgesteld door het vonnis van Salomo. Twee vrouwen die in hetzelfde huis woonden, hadden elk een pasgeboren kind. Eén van de kindjes stierf echter tijdens een nacht. De moeder van het gestorven kindje verwisselde haar overleden baby met de levende en nam deze als haar eigen kind aan. De andere moeder bemerkte echter het bedrog en ging klagen bij Salomo. We zien deze wijze vorst op zijn troon met voor hem de twee moeders. De levende baby ligt aan de voeten van de koning. Een soldaat, gewapend met een zwaard, houdt de baby vast.Salomo zei: ‘Hak het levende kind in tweeën: geef de ene helft aan de ene vrouw en de andere helft aan de andere vrouw.’ Maar de vrouw van wie het kind nog leefde, en van wie het hart ineenkromp om haar kind zei: ‘Met uw toestemming, mijn heer, geef het levende kindje maar aan haar en maak het niet dood.’ Maar de andere zei: ‘Als ik het niet krijg, dan jij evenmin; hak het door.’ Toen nam de koning het woord en zei: ‘Geef het levende kind aan de eerste vrouw en maak het niet dood: zij is de moeder.’
9. Rechts op de prent onderwijst Jezus de farizeeën over de rechtvaardigheid. Zij wilden hem in de val lokken en vroegen of het geoorloofd was om aan de keizer belastingen te betalen.Jezus liet hen een muntstuk tonen en vroeg hen: ‘Laat Mij eens een denarie zien. Wiens afbeelding staat erop, wiens opschrift?’ ‘Die van de keizer’, antwoordden ze. Daarop zei Hij tegen hen: ‘Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.’
10. Onderaan links zien we in de persoon van Judith een voorbeeld van wonderbare sterkte. Deze heilige vrouw zag hoe haar geboortestad bedreigd werd door Holofernes, de bevelhebber van Assyrië. Ze besloot om haar vaderland te redden op gevaar van haar eigen leven. Daarom trok ze haar mooiste kleren aan en ging naar het kamp van Holofernes en deed ze alsof ze op de vlucht was voor de naderende verwoesting van Bethulië. Holofernes was zo door haar schoonheid vertederd dat hij een groot feestmaal voor haar liet organiseren. Daar dronk hij erg veel. Na het feestmaal bleef Judith alleen met hem wachtte tot hij in slaap lag. Toen nam ze een zwaard en hakte zijn hoofd eraf.
11. Rechts op de prent geeft David een ontroerend voorbeeld van matigheid. Deze koning voerde oorlog tegen de Filistijnen die Bethlehem bezetten. Hij had grote dorst en riep uit: “Kan er iemand mij water brengen van de bron nabij de stadspoort?” Meteen liepen drie moedige mannen dwars door de vijandige linies om water te gaan halen en aan David aan te bieden.Maar David wilde er niet van drinken; hij goot het uit voor de Heer en riep: “Dat mijn God mij ervoor behoede zoiets te doen! Zou ik het bloed en het leven van deze mensen drinken? Hun leven hebben zij op het spel gezet om mij dit water te brengen.” Daarom wilde hij er niet van drinken.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *