Monthly Archives: January 2011

Eerste artikel (vervolg) – Schepper van hemel en aarde

1. Deze woorden van de geloofsbelijdenis: God is de Schepper van hemel en aarde, betekenen dat God de hemel en de aarde, en alles wat daarin is, uit niets gemaakt heeft.
2. De mensen kunnen niet scheppen, omdat men, om iets van niets te maken, almachtig moet zijn. God alleen kan scheppen, omdat Hij alleen almachtig is
3. God was niet gedwongen de wereld te scheppen. Hij deed dit uit loutere goedheid.
4. God heeft de wereld geschapen door zijn woord, louter door zijn wil.
5. De meest volmaakte schepselen van God zijn de engelen en de mensen.

De engelen

6. De engelen zijn zuivere geesten, die God geschapen heeft om Hem te dienen en te loven.
7. God heeft de engelen geschapen in een staat van genade en heiligheid, maar ze zijn niet allemaal in die staat gebleven. Een groot aantal zijn tegen God opgestaan, en door hun hoogmoed naar de afgrond van de hel gedreven.
8. God beloonde de trouw van de goede engelen. Hij bevestigde ze daarom in genade en gaf hen de hemel.
9. De taak van de goede engelen is God te loven en zijn bevelen uit te voeren.
10. De goede engelen, en de engelbewaarders in het bijzonder, waken over ons en zijn ons behulpzaam.
11. Wij moeten de aanwezigheid van onze engelbewaarder eerbiedigen, en hem in de bekoringen en gevaren aanroepen.
12. God heeft de boze geesten gestraft, uit de hemel verbannen en in de afgrond van de hel neergestort.
13. De boze engelen willen ons tot de ondeugd verleiden, omdat zij Gods vijanden zijn, en tevens jaloers zijn op het eeuwig geluk dat ons beloofd is.

Het werk van zes dagen

14. God heeft hemel en aarde geschapen in zes dagen.

Uitleg van de plaat

15. Deze plaat stelt het goddelijk werk voor door zes kringvormige aardgordels, waarvan elk één van de zes dagen van de schepping voorstelt en ook Gods houding onder het verrichten van zijn werk.
16. De eerste aardgordel vertoont het werk van de eerste dag: God schept het licht.
17. De tweede stelt het werk van de tweede dag voor: God schept het uitspansel en scheidt het van de de aarde af.
18. De derde stelt het werk van de derde dag voor: God scheidt de aarde van de wateren en gebiedt aan de aarde alle slag van planten voort te brengen.
19. De vierde stelt het werk van de vierde dag voor: God schept de zon, de maan en de sterren.
20. De vijfde stelt het werk van de vijfde dag voor: God schept de vogels in de lucht en de vissen in het water.
21. De zesde stelt het werk van de zesde dag voor: God schept de mens naar zijn beeld en gelijkenis.
22. Op het bovenste gedeelte van de plaat rust God de zevende dag. Hij wijdt die dag toe aan zijn dienst. Die rust is weergegeven door de overdekte zon, de maan en de sterren die ʹs nachts verschijnen. God rust in een driehoekige wolk en dat duidt aan dat de drie goddelijke Personen aan het werk van de schepping deelgenomen hebben. Dat wordt ons door deze woorden geopenbaard: “Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend.”

De mens

23. De mens is een redelijk schepsel, en heeft een ziel en een lichaam.
24. De ziel is een onsterfelijke geest, die God schiep naar zijn beeld om hem met een lichaam te verenigen.
25. Onze ziel is naar het beeld van God geschapen, omdat hij kan kennen, beminnen en vrij handelen.
26. Onze ziel is zeker onsterfelijk, omdat God slechts na dit leven, in alle recht en billijkheid, de deugd moet belonen en de zonde straffen.
27. God heeft het lichaam van de eerste mens gemaakt uit aarde, en een ziel daarin gestort die Hij uit niets heeft voortgebracht.
28. Om de eerste vrouw te scheppen zond God een diepe slaap over Adam. Wanneer hij in slaap was, nam Hij een van zijn ribben, en bouwde die rib tot een vrouw. Daarna stortte Hij in dat lichaam een ziel.
29. Men noemt de eerste mens Adam en de eerste vrouw Eva. Wij stammen allemaal van hen af, en noemen ze daarom onze eerste ouders.
30. God plaatste Adam en Eva in een oord van vrede en overvloed, dat men het aards paradijs noemt.

Eerste artikel – Ik geloof in God, de almachtige Vader

Eerste artikel - Ik geloof in God, de almachtige Vader

De openbaring

1. God kan met de mensen spreken, want Hij heeft hen de gave van het spreken geschonken.
2. God heeft met de mensen gesproken en dat noemen we de openbaring.
3. Zonder de openbaring zouden we niet zalig kunnen worden, omdat we niet zouden weten wat we moeten geloven om zalig te worden.
4. Er zijn drie openbaringen.

  • De oorspronkelijke openbaring heeft God aan Adam en de aartsvaders gedaan.
  • De Mozaïsche openbaring heeft God aan Mozes en de profeten gedaan.
  • De christelijke openbaring is ons door Onze-Lieve-Heer Jezus Christus gedaan.

De geloofsbelijdenis

5. Degeloofsbelijdeniskomt van de apostelen en bevat in twaalf artikels de belangrijkste waarheden die we moeten geloven.
6. De eerste waarheid die we moeten geloven is: “Er is slechts één God”.
7. We geloven in God, omdat Hij ons zelf zijn bestaan heeft geopenbaard.
8. Het bestaan van God volgt ook uit het bestaan van de schepsels. Waar schepsels zijn, moet ook een Schepper zijn. Niets komt uit zichzelf tot stand, een huis of een uurwerk ontstaan ook niet bij toeval.
9. God is een oneindig volmaakte Geest, Schepper. Hij is Heer en Regeerder van hemel en aarde.
10. God wordt een Geest genoemd, omdat Hij geen lichaam heeft.
11. God wordt oneindig volmaakt genoemd, omdat er aan zijn goddelijk wezen niets ontbreekt en omdat alles aan Hem zo volmaakt is, dat er geen volmaakter wezen kan uitgedacht worden.
12. God is van alle eeuwigheid, dat betekent: zonder begin, en God zal zijn tot in alle eeuwigheid, dat betekent: zonder einde.
13. God is in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen.
14. God kent alles, het verleden, het heden, de toekomst. Hij kent zelfs onze gedachten en verlangens. Hij ziet ons altijd, zelfs als we ons verbergen en Hem verbitteren..

Het mysterie van de Allerheiligste Drievuldigheid

15. Een mysterie is een waarheid die God heeft geopenbaard. We moeten ze geloven, ook al gaat ze ons verstand te boven.
16. Het grootste mysterie van ons geloof is het mysterie van de Allerheiligste Drievuldigheid. God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest zijn drie personen, die maar één God zijn.
17. De Vader is God, de Zoon is God, de Heilige Geest is God. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn maar één God. Ze zijn in alles even volmaakt, omdat Ze maar één en hetzelfde goddelijk wezen of dezelfde goddelijke natuur hebben.

Verklaring van de plaat

18. De Allerheiligste Drievuldigheid is hier voorgesteld door een driehoek. God de Vader rust op de aardbol en houdt het kruis vast waaraan Jezus Christus hangt, zijn Zoon. De heilige Geest, in de gedaante van een duif, schittert tussen de Vader en de Zoon en dat betekent dat Hij voortkomt van de Vader en van de Zoon.
19. Links bovenaan zien we Jezus Christus die zijn apostelen de zending geeft alle volkeren te onderwijzen en ze te dopen in de naam van de Vader, van de Zoon en van de heilige Geest.
20. Rechts is het doopsel van Jezus Christus voorgesteld, waarbij de drie goddelijke Personen zich hebben geopenbaard.
21. Links onderaan staat Abraham, die bezoek krijgt van drie engelen.
22. Rechts staat de heilige Augustinus en het kind. De heilige bisschop van Hippo wandelde op het strand en probeerde het mysterie van de Allerheiligste Drievuldigheid te doorgronden. Hij zag plots een kindje dat in het zand een kleine put had gegraven en met een kommetje water uit de zee schepte om het in de put te gieten. “Mijn kind, wat ben je van plan met dat water?” – “Ik wil al het water van de zee in deze put gieten. Het zal voor mij gemakkelijker zijn al het water van de zee in deze put te gieten, dan voor u het mysterie van de Allerheiligste Drievuldigheid te doorgronden.” Na dat laatste antwoord verdween het kind. Het was een engel die, in de gedaante van een kind, aan de heilige Augustinus te kennen gaf dat het mysterie van de Allerheiligste Drievuldigheid ondoorgrondelijk is voor een geschapen geest.

Inleiding

De Catechismus

1. De catechismus onderwijst de christelijke leer door middel van vragen en antwoorden.
2. De christelijke leer is de leer die onze Heer Jezus Christus ons gaf toen hij in Judea het heilig Evangelie verkondigde.

Verklaring van de prent

3. Nog voor hij zijn leer verkondigde, heeft Onze-Lieve-Heer aan de kinderen willen tonen hoe ze de catechismus moeten bijwonen. Wanneer Hij twaalf jaar was ging hij met Maria en Jozef naar Jeruzalem om het paasfeest te vieren. We zien Hem op deze prent links bovenaan in de tempel. Rond Hem zitten de leraars die de wet onderwijzen. Hij luistert naar hen en stelt hen vragen. Het Evangelie vertelt ons dat Hij hen verbaasde door de wijsheid van zijn antwoorden.
4. Toen Hij dertig jaar oud was, begon Jezus Christus door Judea te trekken om zijn leer te verkondigen. Hij predikte nu eens in de synagogen, waar de joden bijeenkwamen om te bidden; dan weer aan de oever van het meer. Rechts bovenaan, zien we Hem op een boot op het meer van Galilea. Zijn apostelen omringen Hem, terwijl de joden uit een naburig dorp aandachtig naar Hem luisteren.
5. Na de hemelvaart van Jezus Christus, werd het Woord van God door de apostelen, de bisschoppen, de priesters en de diakens verspreid. Midden op de prent zit de diaken Filippus, samen met een officier van Candacis, koningin van Ethiopië, op een wagen. De officier las de bijbel, maar begreep hem niet. Filippus legde hem uit. De officier zei Ik geloof dat Jezus Christus de zoon van God is en hij vroeg om gedoopt te worden.
6. Het onderste deel van de prent stelt links de Paus voor, die de christelijke leer verkondigt aan alle soorten mensen. Rechts staat een bisschop die het Evangelie predikt aan nog onbeschaafde mensen. In het midden zien we een priester die kinderen catechese geeft.

Het Einddoel van de mens

7. Alle mensen, en vooral de christenen, moeten de christelijke leer kennen, omdat ze zonder die kennis niet het einddoel kunnen bereiken waartoe God de mens heeft geschapen.
8. God heeft ons geschapen om Hem te kennen, Hem te beminnen en Hem te dienen en om Hem zo eeuwig te aanschouwen in de hemel.
9. God dienen we

  1. door zijn geboden te onderhouden,
  2. door trouw onze verplichtingen na te komen en
  3. door allerlei goede werken te doen en zo Gods eer tot stand te brengen.
10. Het is nodig God te dienen

  1. omdat God ons daartoe geschapen heeft en
  2. omdat wie God niet dient, zich blootstelt aan het eeuwig onheil van de hel.
11. Veel mensen dienen God niet. Zij zijn meer gehecht aan de schepselen dan aan de Schepper.
12. Die mensen houden vooral van de roem die uit hoogmoed voortkomt, van de rijkdom die uit gierigheid voortkomt en van het plezier dat ze aan onkuisheid en gulzigheid beleven.
13. In al die dingen kunnen ze het geluk echter niet vinden, want het hart van de mens is geschapen voor God en al het aardse kan het niet bevredigen.
14. God alleen kan ons gelukkig maken: Hij is ons grootste goed.
15. Reeds in dit leven schenkt God aan zijn dienaars een onbelast geweten. Hij steunt hen bij wat ze ondernemen; Hij troost hen in hun angst en Hij overlaadt hen met allerlei goeds.
16. We zullen het volkomen geluk genieten als wij het eeuwig leven zullen bezitten, dat wil zeggen, als wij God voor altijd zullen aanschouwen.

De naam en het teken van de christen

17. Een christen is iemand die is gedoopt en die de leer van Christus belijdt.
18. Christen zijn is een groot geluk, want de christen is een kind van God, een broer van Jezus Christus en een erfgenaam van de hemel.
19. Het kenmerk van de christen is het teken van het heilig Kruis: In de naam van de Vader, van de Zoon en van de heilige Geest. Amen. In het Latijn: In nomine Patris, et Filii, et Spiritui sancti. Amen.
20. Het kruisteken herinnert ons dat er slechts één God is, dat er drie goddelijke
Personen zijn, en dat God de Zoon de menselijke natuur heeft aangenomen en voor ons
aan het kruis is gestorven.
21. We moeten een kruisteken maken wanneer we opstaan; wanneer we gaan slapen en bij al onze werkzaamheden, maar vooral als we ons slecht voelen of bekoord.
22. Wanneer je een kruisteken maakt met ware vroomheid, verjaag je de duivel en zijn streken en geeft God je zijn zegen.