Monthly Archives: March 2011

De zonden – De gierigheid, de onkuischheid, de gulzigheid

De zonden - De gierigheid, de onkuischheid, de gulzigheid

De gierigheid

1. Gierigheid is een overdreven verlangen naar aardse goederen.
2. Het nastreven van aardse goederen is op zich niet verkeerd. We mogen aardse goederen proberen te verwerven om daarmee de naaste te helpen en op die manier God te dienen. Zo kunnen we zalig worden.
3. Wanneer we echter bereid zijn om Gods geboden te overtreden om goederen te behouden of er meer te verwerven, zijn we verkeerd bezig.
4. Gierig zijn is een zware zonde: Sint-Paulus noemt het zelfs een afgoderij en verklaart dat gierigaards het Rijk Gods niet zullen binnengaan.
5. Ook arme mensen kunnen deze zonde begaan. Het betreft immers niet enkel de gehechtheid aan de goederen die men bezit, maar ook de overdreven drang om goederen te verkrijgen die men nog niet heeft.
6. Wanneer we gierig zijn, vergeten we God en zijn we onbarmhartig tegenover de armen. We zullen ons schuldig maken aan bedrog en onrechtvaardigheid.
7. Tegenover de gierigheid staat de deugd van de onthechting van aardse goederen.
8. We kunnen de gierigheid beteugelen op deze manieren:

  1. Wanneer we er ons rekenschap van geven dat Christus arm was en niet eens een steen had om zijn hoofd op te leggen;
  2. Wanneer we er ons bewust van zijn dat we onze aardse goederen niet kunnen meenemen in het graf;
  3. Wanneer we armen bijstaan in de mate van het mogelijke.

De onkuisheid

9. Onkuisheid is de schandelijke ondeugd van de onzuiverheid die God verbiedt in het zesde en negende gebod.
10. Wanneer we onkuis zijn, haten we God, komen we onze plichten niet meer na. Ons hart versteent en we worden goddeloos.
11. Het tegenovergestelde van onkuisheid is zuiverheid.

De gulzigheid

12. Gulzig zijn betekent dat we overdreven gericht zijn om eten en drinken.
13. De drang is overdreven wanneer we overmatig eten en drinken, of wanneer we dat louter doen om er lichamelijk genot uit te halen.
14. Wanneer we eten, moeten we dit doen met het doel om in leven te blijven om zo God te dienen en zijn plichten te vervullen.
15. Gulzigheid is een zware zonde. Sint-Paulus vergelijkt gulzigaards met heidenen die hun maag als afgod vereren.
16. De gevaarlijkste gulzigheid is de dronkenschap, waarmee we vrijwillig onze verstandelijke vermogens verminderen.
17. Uit gulzigheid volgen andere ondeugden zoals dronkenschap, onkuisheid, vijandschap, ruzie en vechtpartijen.
18. Dronkenschap brengt ook schade toe aan de gezondheid, de goede naam en het gezinsleven. Niet zelden is drankmisbruik de oorzaak van een voortijdige dood.
19. Tegenover gulzigheid staat de deugd van de matigheid.
20. Op deze manieren kunnen we strijden tegen gulzigheid:

  1. Bidden voor en na het eten;
  2. Tijdens het eten een versterving doen;
  3. Vermijden om op café te gaan en contact te hebben met mensen die er ons naartoe lokken.

Uitleg van de prent

21. Judas leverde Christus uit voor dertig zilverlingen en gaf daarmee blijk van winstbejag. Bovenaan op de prent zien we de ontrouwe apostel die naar de priesters en wetgeleerden gaat met een beurs in de hand. Deze laatsten onderzochten dan hoe ze Jezus zouden oppakken en ter dood brengen. Judas zet zich neer voor de voorzitter van de vergadering om samen een prijs te bepalen voor het verraad.
22. Gulzigheid dreef Esau ertoe om zijn eerstgeboorterecht te verkopen aan Jacob voor een bord linzensoep. Dit zien we onderaan op de prent. Jacob genoot van een bord linzensoep toen Esau vermoeid terugkwam van de jacht. Esau had toen zo’n honger dat hij zijn eerstgeboorterecht aan Jacob afstond om het bord linzensoep te verkrijgen. Hij mocht dit echter niet doen, want daaraan was de erfenis verbonden van de belofte die God aan Abraham.
23. Centraal op de prent zien we de verloren zoon uit de parabel van Jezus. Omdat hij een ontuchtig leven had geleid, moest hij uiteindelijk varkens gaan hoeden. Zijn slechte driften hadden hem in de diepste ellende gebracht.
24. Een beetje hoger op de prent zien we Bethaniën, waar Jezus en zijn leerlingen met de melaatse Simon aan tafel zaten. De plaats van de geldzuchtige Judas blijft leeg.
25. Rijken zijn de aalmoezeniers van God. Als zij zich ontfermen over de behoeftigen en liefdeswerken verrichten, ruilen zij hun vergankelijke aardse goederen in tegen eeuwige rijkdommen in de hemel.

De zonden – De hoofdzonden – De hoovaardigheid

De zonden - De hoofdzonden - De hoovaardigheid

De dadelijke zonde

1. Een dadelijke zonde is een zonde die we vrijwillig bedrijven
2. “Dadelijk” moet hier begrepen worden als “een vrijwillige handeling of daad tegen Gods wet”, die uitgevoerd wordt met toestemming en met voldoende kennis. Hierin is ze tegengesteld aan de erfzonde.
3. We kunnen op vier manieren zondigen: in woord en gedachte en in doen en laten.
4. Dit zijn enkele typische voorbeelden. Door lichtzinnig te veroordelen zondigen we in gedachten, door te vloeken in woorden. Op zondag werken is een zonde in doen en niet naar de mis gaan op zondag is een zonde door laten.
5. Er zijn twee soorten dadelijke zonden: doodzonden en dagelijkse zonden.
6. De doodzonde brengt ons onder de slavernij van de duivel en veroordeelt ons tot de eeuwige straffen van de hel.
7. We noemen deze zonden “doodzonden” omdat ze ons beroven van de heiligmakende genade die het leven van onze ziel is.
8. Om een doodzonde te begaan zijn drie voorwaarden noodzakelijk: het moet een ernstig vergrijp zijn tegen Gods wetten; de zondaar moet kennis gehad hebben van de zwaarte van de zonde en bovendien de wil gehad hebben om ze te bedrijven.
9. De doodzonde kan vergeven worden:

  1. in de biecht;
  2. door een volmaakt berouw en de intentie om de zonde te biechten.
10. Een dagelijkse zonde is een licht vergrijp tegen Gods heilige wil.
11. Een dagelijkse zonde begaan we wanneer we zondigen in een zaak van weinig belang, of wanneer we ongewild zondigen.
12. Ook dagelijkse zonden zjin nochtans zeer kwalijk:

  1. ze doen onze vurigheid voor Gods liefde verslappen;
  2. ze kunnen makkelijk aanleiding geven tot zwaardere zonden;
  3. ze leiden tot tijdelijke straffen.
13. We kunnen vergiffenis bekomen voor deze zonden door te biechten, door de acte van berouw te overwegen, de Heilige Mis bij te wonen en door goede werken voor de medemens te verrichten.
14. Er zijn zeven hoofdzonden: hoogmoed, gierigheid, onkuisheid, jaloezie, gulzigheid, boosheid en traagheid.
15. We noemen hoofdzonden zo omdat ze aanleiding geven tot vele andere zonden.
16. Hoofdzonden zijn daarom niet noodzakelijk doodzonden; ze kunnen ook dagelijkse zonden zijn als het over onbelangrijke zaken gaat.

Hoogmoed

17. De hoogmoed of trots is een ongeregeld verlangen naar eigen eer en grootheid.
18. De duivel bedreef deze zonde toen hij tegen God in opstand kwam.
19. De gevolgen van hoogmoed zijn: praalzucht, verwaandheid, huichelarij, ongehoorzaamheid en het neerkijken op zijn naaste. Dit betekent:

  1. Iemand die hoogmoedig is laat graag aan anderen zien hoe goed hij wel niet is.
  2. Hij denkt dat hij alles kan.
  3. Hij wil zich beter voordoen dan hij eigenlijk is.
  4. Hij is ongehoorzaam tegenover zijn ouders en oversten.
  5. Hij ziet neer op zijn gelijken en zijn ondergeschikten.

Uitleg van de prent

20. Op deze prent zien we het gevecht tussen de goede en de kwade engelen. In het midden zien we de heilige Michaël, leider van de goede engelen, die strijdt tegen Lucifer, de leider van de duivels. Lucifer zegt met zijn aanhangers: “Aan de Allerhoogste willen wij gelijk zijn!” De heilige Michaël antwoordt samen met de goede engelen: “Wie is gelijk aan God!” Onmiddellijk wordt Lucifer met de kwade engelen overwonnen en uit de hemel gedreven, recht de hel in.
21. Onderaan links zien we de toren van Babel, die de nakomelingen van Noach wilden oprichten om beroemd te worden. De toren moest helemaal tot in de hemel reiken. Echter, om hun hoogmoed te bestraffen zaaide God verwarring door hen in verschillende talen te doen spreken. Zo moesten ze hun plan opgeven. Daarom werd de toren “Babel” genoemd. Het betekent “verwarring”.
22. Aan de rechterkant zien we de farizeeër en de tollenaar die de tempel binnengingen om te bidden. De farizeeër ging daar staan en sprak in zijn gebed over zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen, hebzuchtig, onrechtvaardig en overspelig, of zoals die tollenaar daar!” De tollenaar daarentegen, die op een afstand bleef staan, durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan. Hij sloeg zich vol berouw op de borst en zei: “O God, genade voor een arme zondaar!” Ik verzeker jullie dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging, en de ander niet.”
23. De deugden van de farizeeër waren slechts schijndeugden. De tollenaar daarentegen was echt nederig en vertrouwde enkel op Gods barmhartigheid. Jezus zegt immers: “Iedereen immers die zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”