1. “Ik geloof in de vergeving van de zonden” betekent dat Christus aan de Kerk de macht heeft gegeven om de zonden te vergeven.
2. Enkel God zelf heeft, door zijn natuur, de macht om zonden te vergeven. In het Oude Testament heeft Hij dat recht voor zichzelf voorbehouden.
3. Christus, die zelf God is, heeft dezelfde rechten als zijn Vader. Als Verlosser schenkt Hij vergeving waar Hij wil. Hij heeft verschillende keren van dit recht gebruik gemaakt. Het Evangelie vertelt het voorval van de genezing van de lamme en toont hiermee aan dat Jezus dit recht heeft. Daar brachten ze een verlamde bij Hem, die op een bed lag. Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: ‘Wees maar gerust, vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Nu zeiden een paar schriftgeleerden onder elkaar: ‘Die man lastert God.’ Jezus wist wat voor gedachten ze koesterden. Hij zei: ‘Waarom koestert u die boze gedachten? Want wat is eenvoudiger? Zeggen: uw zonden worden vergeven, of zeggen: sta op en loop? Maar opdat u weet dat de Mensenzoon bevoegd is om op aarde zonden te vergeven’ – toen zei Hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed op en ga naar huis.’ En hij stond op en ging naar huis.
4. Tijdens zijn leven heeft onze Zaligmaker, door zijn goedheid, deze macht ook aan Petrus gegeven. Op de dag van zijn verrijzenis gaf hij diezelfde macht ook aan zijn apostelen en door hen aan hun wettelijke opvolgers.
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: ‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?’ Ze zeiden: ‘Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ Hij zei hun: ‘En jullie, wie ben Ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Toen verbood Hij de leerlingen om iemand te zeggen dat Hij de Messias was.
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. ‘Vrede’, zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.’ Na deze woorden ademde Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij. ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.’
5. Die laatste woorden betekenen dat er geen enkele zonde bestaat, hoe zwaar ook, die door de Kerk niet vergeven kan worden. De Kerk heeft hierdoor ook de macht gekregen om de absolutie te weigeren aan de biechteling die niet goed voorbereid is. De door de Kerk vergeven zonden bestaan niet meer, ze zijn volledig vernietigd.
6. Buiten de ware Kerk kunnen de zonden niet vergeven worden, omdat men slechts zaligheid en de vergeving van de zonden in de ware Kerk kan bekomen.
7. De Kerk vergeeft de zonden door het sacrament van het doopsel en het sacrament van de verzoening.
8. De zonden worden ons niet vergeven omwille van onze eigen verdiensten, maar omdat Christus onze vergeving door zijn kruisdood bekomen heeft.
9. De apostelen hebben dit artikel in de geloofsbelijdenis opgenomen: ‘Ik geloof in de vergeving van de zonde’ om ons de grootheid van de goddelijke barmhartigheid te laten kennen en de zondaars aan te sporen hun vertrouwen op Hem te stellen.
Uitleg van de prent
10. Deze plaat toont de Zaligmaker die de heilige Petrus de sleutels overhandigt als een teken dat Hij hem de macht gaf om de zonden te vergeven of te behouden zoals aangegeven door de woorden van de heilige Matteüs.
11. De erfzonde wordt vergeven door het doopsel. De doodzonden begaan na het doopsel worden vergeven in de biecht of door het volmaakt berouw.