1. De genade is een bovennatuurlijk geschenk van God. God schenkt ons de genade niet omdat we die zelf hebben verdiend, maar door de verdienste van Jezus Christus. We kunnen de genade gebruiken om tot rechtvaardiging te komen.
2. De genade is een geschenk van God omdat Hij ze ons geeft uit loutere goedheid en zonder dat Hij daartoe verplicht is. De genade is bovennatuurlijk omdat ze de krachten van onze natuur overtreft en omdat we haar op eigen kracht niet kunnen bekomen. Wij hebben de genade niet verdiend, maar God schenkt ze ons door de verdienste van Jezus Christus, die voor ons op het kruis is gestorven. God geeft ons de genade niet om ons geluk op aarde te verzekeren, maar opdat we ze zouden gebruiken om het geluk in de hemel te verdienen.
3. Naast het bovennatuurlijke geschenk van de genade schenkt God ons ook natuurlijke gaven, zoals lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid of rijkdom.
4. Die natuurlijke gaven kunnen bijdragen tot onze rechtvaardiging, maar zijn niet voldoende om ons naar de hemel te leiden. Alleen door de genade worden we het eeuwig leven waardig.
5. De genade is het kostbaarste wat we kunnen krijgen, omdat ze door het bloed van Christus is betaald en omdat ze voor ons de hemel verdient.
6. Er zijn twee soorten genade: de heiligmakende genade en de genade van bijstand.
De heiligmakende genade
7. De heiligmakende genade maakt ons van zondaars rechtvaardigen, kinderen van God, erfgenamen van de hemel.
8. Deze genade wordt ook habituele genade genoemd, omdat ze in ons blijft, zelfs wanneer onze wil niets verricht, bijvoorbeeld wanneer we slapen. Een ziel die de heiligmakende genade bezit, is in een bovennatuurlijke staat die we staat van genade noemen.
9. In staat van genade houden we van God, en houdt God van ons. Christus leert ons dat met deze woorden:als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden.
10. In staat van genade is het minste dat we doen om God te behagen, verdienstelijk voor de hemel.
11. We kunnen de heiligmakende genade laten groeien door de sacramenten, maar we verminderen haar door onze lauwheid en door dagelijkse zonden. We verliezen de heiligmakende genade door de doodzonde.
De genade van bijstand
12. Met de genade van bijstand helpt God ons het goede te doen en het kwade te vermijden.
13. God helpt ons door ons verstand te verlichten en door onze wil tot het goede aan te sporen.
14. God helpt ons ook met zichtbare middelen, zoals preken, goede voorbeelden, mirakels, enz.
15. We hebben de hulp van de genade echt nodig, want zonder die hulp kunnen we de rechtvaardiging niet bereiken. Christus gaf immers te kennen dat we los van Hem niets kunnen.
16. God wil dat iedereen de rechtvaardiging bereikt en schenkt dus aan iedereen, zelfs aan zondaars en ongelovigen, genoeg genade om gerechtvaardigd te worden.
17. God schenkt ons minstens de genade van het gebed en daarmee kunnen alle andere genaden verkregen worden.
18. Als God ons de genade van bijstand schenkt, mogen we er niet tegen ingaan, maar moeten we er trouw aan meewerken.
Verklaring van de prent
19. Wie heel trouw meewerkte aan de genade, is Paulus, rechts boven op deze prent.Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?’ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.’
20. Bovenaan links zit Jezus op de rand van de waterput van Jacob en zegt aan de Samaritaanse vrouw:Als u de gave van God kende, als u wist wie het is die tegen u zegt: geef Mij te drinken, dan had u Hem erom gevraagd en Hij had u levend water gegeven.Die gave Gods, die alles in de wereld overtreft, is niets anders dan de genade.
21. De ziel in staat van genade wordt in het midden van de prent verbeeld als een maagd die het kleed van de onschuld draagt en een lelie in de hand houdt. Ze richt haar blik naar de hemel en draagt de Heilige Geest in haar hart, zoals Paulus het ons voorhoudt:U weet het: uw lichaam is een tempel van de heilige Geest die in u woont.
22. De ziel in staat van doodzonde wordt onderaan verbeeld als een maagd gekleed in rouwgewaden. Ze is gehuld in duisternis en geketend door de duivel, die als heer en meester in haar hart regeert.