Wat ons wordt voorgeschreven
1. Dit gebod gebiedt ons:
- om onze vijanden te vergeven;
- om ons met hen te verzoenen;
- goed te zijn voor hen indien mogelijk;
- de behoeftigen bij te staan.
2. Onze eerste plicht tegenover onze vijanden is om hen te vergeven.
3. Deze plicht is zo dwingend, dat Jezus zelf in het evangelie zegt dat er geen vergeving is voor mensen die weigeren te vergeven:“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen. Want Ik verzeker jullie; eer hemel en aarde vergaan, zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn. Wie één van die geringste geboden ontkracht* en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan. Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie “leeghoofd” zegt tegen zijn broeder, zal uitgeleverd worden aan het Sanhedrin. En wie “domkop” zegt, zal uitgeleverd worden aan het hellevuur. Dus als je je offergave naar het altaar brengt, en je herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave daar voor het altaar achter, en ga je eerst verzoenen met je broeder, en kom dan terug om je offergave te brengen. Wees je tegenpartij welgezind zolang het nog kan en zolang je met hem onderweg bent, opdat je tegenpartij jou niet uitlevert aan de rechter, en de rechter aan de gerechtsdienaar, die je in de gevangenis zet. Ik verzeker je, je zult daar niet uitkomen voor je de laatste cent hebt betaald.”
4. Hier is nog een zeer duidelijk citaat uit het evangelie, waaruit zeer duidelijk blijkt dat we beledigingen altijd moeten vergeven:“Toen kwam Petrus bij Hem en zei: ‘Heer, hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven als hij mij iets misdoet? Tot zeven keer toe?’ Jezus zei hem: ‘Niet tot zeven keer toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeven keer toe. In dit opzicht gaat het met het koninkrijk der hemelen als met een koning die met zijn dienaren afrekening wilde houden. Toen hij begonnen was met afrekenen, werd er iemand bij hem gebracht die een schuld had van tienduizend talenten*. Omdat hij niet kon betalen, gaf de heer het bevel om hem met vrouw en kinderen en alles wat hij had te verkopen, zodat hij zou kunnen betalen. Daarop viel de dienaar voor hem neer en vroeg: “Heb geduld met mij, en ik zal u alles betalen.” De heer kreeg met die dienaar te doen en liet hem vrij, en hij schold hem het geleende geld kwijt. Toen die dienaar buiten kwam, trof hij een van zijn mededienaren, die hem honderd denariën* schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal wat je me schuldig bent.” Daarop viel zijn mededienaar voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, en ik zal je betalen.” Dat wilde hij niet, integendeel, hij liet hem zelfs gevangenzetten tot hij het verschuldigde bedrag betaald zou hebben. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij buitengewoon ontstemd en gingen alles wat er gebeurd was aan hun heer vertellen. Toen riep zijn heer hem bij zich en zei: “Jij slechte dienaar, ik heb je heel die schuld kwijtgescholden, toen je mij daarom smeekte. Had juist jij geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer werd zo kwaad, dat hij hem overleverde aan de beulen, totdat hij heel zijn schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen, als niet ieder van jullie zijn broeder van ganser harte vergeeft.’”
5. Onze derde plicht is om onze vijanden bij te staan, indien we dat kunnen.
Uitleg van de prent
6. Onderaan rechts zien we de heilige martelaar Cyprianus die aan zijn nabestaanden de opdracht geeft om de beul die hem moet onthoofden een geldsom te geven.
7. Bovenaan zien we de heilige Stefanus, diaken en eerste martelaar. Hij geeft ons een treffend voorbeeld van hoe we vergiffenis moeten schenken voor het kwaad dat ons wordt aangedaan. Geknield en de ogen ten hemel gericht, bidt hij tot God voor de Joden die hem zouden stenigen:“Heer, reken hun deze zonde niet aan.”Onmiddellijk opent de hemel zich; God strekt zijn hand naar hem uit en kijkt hem liefdevol aan. Een engel biedt hem de martelaarspalm aan; een andere engel toont hem de martelaarskroon die ze voor hem aan het klaarmaken zijn.