Het verbiedt: de doodslag
1. Het vijfde gebod verbiedt:
- andere mensen te doden zonder wettige macht en reden;
- zichzelf te doden en een duel aan te gaan;
- de medemens te kwetsen, kwaad over hem te spreken of hem te haten
2. Het doden van anderen noemen we moord; het doden van zichzelf noemen we zelfmoord.
3. We begaan een moord wanneer we iemand met opzet en zonder wettige reden van het leven beroven.
4. Het is geoorloofd en niet zondig om een medemens te vermoorden in de volgende gevallen:
- in een rechtvaardige oorlog;
- in geval van wettige zelfverdediging;
- in uitvoering van het vonnis van een rechtbank
5. We begaan een zware zonde als we iemand de dood toewensen of ons over iemands dood verheugen, wanneer we dat doen uit haat of uit eigenbelang.
6. We mogen niet de dood van iemand bespoedigen om zijn lijden te verzachten.
7. Enkel God is meester over leven en dood. Het is dus niet toegelaten om zichzelf van het leven te beroven, ook al is men zeer ongelukkig.
8. Iemand die zelfmoord pleegt gaat naar de hel omdat hij meestal geen tijd heeft om zijn daad te berouwen.
9. Vrijwillige en voorbedachte zelfmoord is een zodanig grote zonde dat de kerk niet toelaat dat deze mensen begraven worden in gewijde grond.
10. Het is nooit toegelaten om een onschuldig persoon van het leven te beroven. Ook de staat kan dit niet toelaten. Het algemeen welzijn of de toestemming van het slachtoffer kunnen niet als argument gebruikt worden. Niemand kan dus ooit instemmen met zijn eigen dood omdat wij geen meester zijn van ons eigen leven en doden instrinsiek slecht is.
11. We mogen ook nooit onszelf de dood toewensen, tenzij vanuit het verlangen om God in de hemel te aanschouwen of om Hem niet langer te ontstemmen hier op aarde.
12. Het is verboden om een duel aan te gaan, omdat men zich daarmee blootstelt aan een mogelijke dood en daarom zichzelf of zijn tegenstander in het verderf stort.
13. Ook de toeschouwers van een duel zijn even schuldig, omdat zij door hun aanwezigheid het duel legitimeren.
14. Iemand die zijn naaste haat, is geen leerling van Christus meer, want Hij heeft in het evangelie verklaard dat men zijn volgelingen zal herkennen aan hun onderlinge liefde:“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg jullie een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad heeft gedaan. Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor. Als iemand een geding tegen je aanspant om je hemd te krijgen, geef hem dan ook je jas. Als iemand je dwingt hem een mijl te begeleiden, ga er dan twee met hem mee. Geef aan wie jou iets vraagt, en wend je niet af als iemand van je wil lenen. Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. Maar Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen, dan zullen jullie kinderen worden van je Vader in de hemel, want die laat zijn zon opgaan over slechten en goeden, en Hij laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als je liefhebt wie jou liefheeft, welk loon verdien je dan? Doen de tollenaars dat ook niet? Als je alleen je broeders groet, wat voor bijzonders doe je dan? Doen de heidenen dat ook niet? Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is.”
15. Niemand mag wraak nemen voor een belediging. Het komt alleen aan God toe om zondaars te straffen en Hij alleen houdt zich het recht voor om verdrukte onschuld te wreken.
Uitleg van de prent
16. Bovenaan deze prent zien we Kaïn die uit afgunst zijn broer Abel doodde. Hij wilde vluchten maar God veroordeelde zijn misdaad, vervloekte en verdreef hem.
17. Onderaan rechts zien we Architophel die zichzelf ophangt omdat hij Absalon overhaalde om zijn vader David van de troon te stoten.
18. Onderaan links zien we twee mannen in een duel. Een vroom christen heeft zich tussen hen geplaatst, bedaart hen met de ene hand, en houdt hen in de andere hand een kruisbeeld voor met daarop Christus die hen ziet hen hun gedrag veroordeelt.
19. Jezus de Verlosser bidt aan het kruis voor zijn beulen. Zo brengt hij in vervulling wat Hij tijdens de bergrede over de liefde zei: “Bemin uw vijanden, doe goed aan de mensen die u haten, bid de mensen die u vervolgen of kwaad over u spreken.” Mogen wij dan onze naaste haten en kwaad met kwaad vergelden?