Uitleg van de plaat
1. In het midden van de plaat, wordt het kind Jezus geboren in de stal te Betlehem. Maria, zijn Moeder, en de heilige Jozef, zijn voedstervader, bewijzen Hem alle mogelijke diensten. Bij de kribbe waarin het Kind rust, zien we een os en een ezel die zich daar volgens de overlevering bevonden.
2. De herders komen Hem aanbidden, en in de hemel zingen de engelen de blije lofzang: “Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft”.
Geboorte van Jezus (Christus)
3. “In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat alle mensen van de hele wereld zich moest laten registreren. Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was. Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David, Betlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen, en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.”
Zijn verborgen leven
4. Geleid door een wonderbare ster kwamen drie wijzen (het waren magiërs) het kind Jezus aanbidden en offerden Hem goud zoals aan een koning, wierook zoals aan een God, en mirre zoals aan een sterveling. Mirre werd immers gebruikt bij het balsemen van lijken.
5. Onze-Lieve-Heer werd veertig dagen na zijn geboorte, de tweede februari, in de tempel opgedragen. De heilige Maagd volbracht op die dag de plechtigheid van haar zuivering, die door de wet van Mozes voorgeschreven was.
6. Nadat ze Hem in de tempel aan God hadden opgedragen vluchtten de ouders van Jezus met Hem naar Egypte om hem te beschermen tegen de vervolging van Herodes, die Hem wilde doden.
7. Herodes liet in Bethlehem en omstreken alle kinderen jonger dan twee jaar vermoorden. Die kinderen noemen we de heilige onnozele kinderen.
8. Na de dood van Herodes werd het kind Jezus terug naar Nazareth in Galilea geleid. Tot zijn dertigste zou Hij daar verblijven.
9. Jezus Christus leidde een verborgen, arm en werkzaam leven in Nazareth.
10. Het Evangelie leert ons dat Jezus tijdens dit verborgen leven op feestdagen de tempel bezocht, zijn ouders onderdanig was, en naarmate Hij ouder werd ook toenam in wijsheid en heiligheid.
Zijn openbaar leven
11. Jezus ontving op zijn dertigste het doopsel van de heilige Johannes de Doper in de Jordaan.
12. Hij trok zich terug in de woestijn waar Hij veertig dagen vastte . Daar liet Hij toe dat de duivel Hem bekoorde om ons te tonen hoe wij ons tegen de bekoring moeten verzetten.
13. Na zijn vasten in de woestijn koos Jezus zijn twaalf apostelen en begon in Judea het Evangelie te verkondigen.
14. Als apostelen koos Onze-Lieve-Heer arme, ongeschoolde vissers die hun brood verdienden met zware handenarbeid.
15. De namen van de twaalf apostelen zijn: Simon, Petrus genoemd, en Andreas zijn broer Jakobus, zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus, Bartolomeüs, Thomas, Matteüs de tollenaar; Jakobus, zoon van Alpheus, en Taddeüs, Simon Kananeüs, en Judas Iskariot, die Hem verraadde.
16. Het woord Evangelie betekent “blijde boodschap”. De blijde boodschap die Jezus aankondigde is dat Hij de Zoon van God is, de Messias, de van het begin af aan de wereld beloofde Zaligmaker.
17. Jezus ondersteunde zijn leer door talrijke wonderen. Hij deed zijn eerste wonder op de bruiloft van Kana, waar Hij op vraag van Maria water in wijn veranderde.
18. Als blijk van zijn liefde voor de kleine kinderen legde Jezus hun de handen op, omhelsde en zegende hen: “Laat ze bij Me komen en houd ze niet tegen, want van zulke kinderen is het koninkrijk van God.”
19. Tegen de ongelukkigen sprak Hij: “Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven.”
20. Jezus Christus ontving de zondaars met grote goedheid en at soms met hen. Aan diegenen die dat afkeurden antwoordde Hij: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.”