God kan, in zijn hoedanigheid van God, inderdaad niet boos of droevig zijn. Deze gevoelens of hartstochten zijn eigen aan een stoffelijk wezen. Wat God wel kan doen, is rechtvaardig zijn. Hij heeft de mensen geschapen met de gave van de vrijheid. Het is zijn Wil dat we ons lot in eigen handen hebben, en dat we ons van Hem kunnen afkeren. We zijn zelf in staat zoveel te zondigen tegen zijn Wil dat we onze eeuwige zaligheid kunnen verliezen.
Wie in staat van doodzonde terecht komt, krijgt geen toegang meer tot de gaven van God en verliest hoofdzakelijk het vermogen om God te beminnen. Die twee elementen samen, gebrek aan Liefde voor God en geen toegang tot zijn gaven, geven de zware zondaar de subjectieve indruk dat God vertoornd is tegen hem. Dat kan hem helpen beseffen, vóór het te laat is voor zijn bekering, hoe onwijs het is zich tegen God te keren.
Kinderen voelen een analogie aan tussen het vaderschap van God en dat van hun eigen ouders. Ze weten dat hun ouders boos kunnen worden wanneer ze zich niet goed gedragen, maar als ze een harmonieuze ontwikkeling doormaken, weten ze ook dat hun ouders ze niet minder beminnen omdat ze gestraft worden. Dit kan ook analoog worden toegepast op iedere vorm van menselijk gezag.
De hoogste uiting van Liefde van God voor de mensen is dat de Zoon van God mens wordt. Dat brengt met zich mee dat God, die in zijn hoedanigheid van God niet kon lijden, in zijn hoedanigheid van mens wel kan lijden. God kan in Christus droevig zijn en zelfs boos, zoals ooit in de Tempel van Jeruzalem. Maar één ding blijft duidelijk: God heeft dat allemaal uit Liefde gedaan om ons te redden van onze zonden. Bij het overwegen van het lijden van Onze Heer beseffen dat God ons bemint op een overvloedige manier en tot het uiterste van wat zijn menselijke natuur mogelijk maakt.
Het dus verkeerd God te zien als een straffende God. Hij is een reddende God die alle genaden aanbiedt om ons te redden, en zelfs mens worden om in onze plaats het heil te verdienen. God wil weliswaar de vrijheid van de mens en laat dus de mogelijkheid bestaan dat bepaalde zondaars hun eeuwige zaligheid verliezen, wat aangevoeld kan worden als een straf. God wil die straf niet, het is de zondaar die het wil.