De gierigheid
1. Gierigheid is een overdreven verlangen naar aardse goederen.
2. Het nastreven van aardse goederen is op zich niet verkeerd. We mogen aardse goederen proberen te verwerven om daarmee de naaste te helpen en op die manier God te dienen. Zo kunnen we zalig worden.
3. Wanneer we echter bereid zijn om Gods geboden te overtreden om goederen te behouden of er meer te verwerven, zijn we verkeerd bezig.
4. Gierig zijn is een zware zonde: Sint-Paulus noemt het zelfs een afgoderij en verklaart dat gierigaards het Rijk Gods niet zullen binnengaan.
5. Ook arme mensen kunnen deze zonde begaan. Het betreft immers niet enkel de gehechtheid aan de goederen die men bezit, maar ook de overdreven drang om goederen te verkrijgen die men nog niet heeft.
6. Wanneer we gierig zijn, vergeten we God en zijn we onbarmhartig tegenover de armen. We zullen ons schuldig maken aan bedrog en onrechtvaardigheid.
7. Tegenover de gierigheid staat de deugd van de onthechting van aardse goederen.
8. We kunnen de gierigheid beteugelen op deze manieren:
- Wanneer we er ons rekenschap van geven dat Christus arm was en niet eens een steen had om zijn hoofd op te leggen;
- Wanneer we er ons bewust van zijn dat we onze aardse goederen niet kunnen meenemen in het graf;
- Wanneer we armen bijstaan in de mate van het mogelijke.
De onkuisheid
9. Onkuisheid is de schandelijke ondeugd van de onzuiverheid die God verbiedt in het zesde en negende gebod.
10. Wanneer we onkuis zijn, haten we God, komen we onze plichten niet meer na. Ons hart versteent en we worden goddeloos.
11. Het tegenovergestelde van onkuisheid is zuiverheid.
De gulzigheid
12. Gulzig zijn betekent dat we overdreven gericht zijn om eten en drinken.
13. De drang is overdreven wanneer we overmatig eten en drinken, of wanneer we dat louter doen om er lichamelijk genot uit te halen.
14. Wanneer we eten, moeten we dit doen met het doel om in leven te blijven om zo God te dienen en zijn plichten te vervullen.
15. Gulzigheid is een zware zonde. Sint-Paulus vergelijkt gulzigaards met heidenen die hun maag als afgod vereren.
16. De gevaarlijkste gulzigheid is de dronkenschap, waarmee we vrijwillig onze verstandelijke vermogens verminderen.
17. Uit gulzigheid volgen andere ondeugden zoals dronkenschap, onkuisheid, vijandschap, ruzie en vechtpartijen.
18. Dronkenschap brengt ook schade toe aan de gezondheid, de goede naam en het gezinsleven. Niet zelden is drankmisbruik de oorzaak van een voortijdige dood.
19. Tegenover gulzigheid staat de deugd van de matigheid.
20. Op deze manieren kunnen we strijden tegen gulzigheid:
- Bidden voor en na het eten;
- Tijdens het eten een versterving doen;
- Vermijden om op café te gaan en contact te hebben met mensen die er ons naartoe lokken.
Uitleg van de prent
21. Judas leverde Christus uit voor dertig zilverlingen en gaf daarmee blijk van winstbejag. Bovenaan op de prent zien we de ontrouwe apostel die naar de priesters en wetgeleerden gaat met een beurs in de hand. Deze laatsten onderzochten dan hoe ze Jezus zouden oppakken en ter dood brengen. Judas zet zich neer voor de voorzitter van de vergadering om samen een prijs te bepalen voor het verraad.
22. Gulzigheid dreef Esau ertoe om zijn eerstgeboorterecht te verkopen aan Jacob voor een bord linzensoep. Dit zien we onderaan op de prent. Jacob genoot van een bord linzensoep toen Esau vermoeid terugkwam van de jacht. Esau had toen zo’n honger dat hij zijn eerstgeboorterecht aan Jacob afstond om het bord linzensoep te verkrijgen. Hij mocht dit echter niet doen, want daaraan was de erfenis verbonden van de belofte die God aan Abraham.
23. Centraal op de prent zien we de verloren zoon uit de parabel van Jezus. Omdat hij een ontuchtig leven had geleid, moest hij uiteindelijk varkens gaan hoeden. Zijn slechte driften hadden hem in de diepste ellende gebracht.
24. Een beetje hoger op de prent zien we Bethaniën, waar Jezus en zijn leerlingen met de melaatse Simon aan tafel zaten. De plaats van de geldzuchtige Judas blijft leeg.
25. Rijken zijn de aalmoezeniers van God. Als zij zich ontfermen over de behoeftigen en liefdeswerken verrichten, ruilen zij hun vergankelijke aardse goederen in tegen eeuwige rijkdommen in de hemel.