Inleiding

De Catechismus

1. De catechismus onderwijst de christelijke leer door middel van vragen en antwoorden.
2. De christelijke leer is de leer die onze Heer Jezus Christus ons gaf toen hij in Judea het heilig Evangelie verkondigde.

Verklaring van de prent

3. Nog voor hij zijn leer verkondigde, heeft Onze-Lieve-Heer aan de kinderen willen tonen hoe ze de catechismus moeten bijwonen. Wanneer Hij twaalf jaar was ging hij met Maria en Jozef naar Jeruzalem om het paasfeest te vieren. We zien Hem op deze prent links bovenaan in de tempel. Rond Hem zitten de leraars die de wet onderwijzen. Hij luistert naar hen en stelt hen vragen. Het Evangelie vertelt ons dat Hij hen verbaasde door de wijsheid van zijn antwoorden.
4. Toen Hij dertig jaar oud was, begon Jezus Christus door Judea te trekken om zijn leer te verkondigen. Hij predikte nu eens in de synagogen, waar de joden bijeenkwamen om te bidden; dan weer aan de oever van het meer. Rechts bovenaan, zien we Hem op een boot op het meer van Galilea. Zijn apostelen omringen Hem, terwijl de joden uit een naburig dorp aandachtig naar Hem luisteren.
5. Na de hemelvaart van Jezus Christus, werd het Woord van God door de apostelen, de bisschoppen, de priesters en de diakens verspreid. Midden op de prent zit de diaken Filippus, samen met een officier van Candacis, koningin van Ethiopië, op een wagen. De officier las de bijbel, maar begreep hem niet. Filippus legde hem uit. De officier zei Ik geloof dat Jezus Christus de zoon van God is en hij vroeg om gedoopt te worden.
6. Het onderste deel van de prent stelt links de Paus voor, die de christelijke leer verkondigt aan alle soorten mensen. Rechts staat een bisschop die het Evangelie predikt aan nog onbeschaafde mensen. In het midden zien we een priester die kinderen catechese geeft.

Het Einddoel van de mens

7. Alle mensen, en vooral de christenen, moeten de christelijke leer kennen, omdat ze zonder die kennis niet het einddoel kunnen bereiken waartoe God de mens heeft geschapen.
8. God heeft ons geschapen om Hem te kennen, Hem te beminnen en Hem te dienen en om Hem zo eeuwig te aanschouwen in de hemel.
9. God dienen we

  1. door zijn geboden te onderhouden,
  2. door trouw onze verplichtingen na te komen en
  3. door allerlei goede werken te doen en zo Gods eer tot stand te brengen.
10. Het is nodig God te dienen

  1. omdat God ons daartoe geschapen heeft en
  2. omdat wie God niet dient, zich blootstelt aan het eeuwig onheil van de hel.
11. Veel mensen dienen God niet. Zij zijn meer gehecht aan de schepselen dan aan de Schepper.
12. Die mensen houden vooral van de roem die uit hoogmoed voortkomt, van de rijkdom die uit gierigheid voortkomt en van het plezier dat ze aan onkuisheid en gulzigheid beleven.
13. In al die dingen kunnen ze het geluk echter niet vinden, want het hart van de mens is geschapen voor God en al het aardse kan het niet bevredigen.
14. God alleen kan ons gelukkig maken: Hij is ons grootste goed.
15. Reeds in dit leven schenkt God aan zijn dienaars een onbelast geweten. Hij steunt hen bij wat ze ondernemen; Hij troost hen in hun angst en Hij overlaadt hen met allerlei goeds.
16. We zullen het volkomen geluk genieten als wij het eeuwig leven zullen bezitten, dat wil zeggen, als wij God voor altijd zullen aanschouwen.

De naam en het teken van de christen

17. Een christen is iemand die is gedoopt en die de leer van Christus belijdt.
18. Christen zijn is een groot geluk, want de christen is een kind van God, een broer van Jezus Christus en een erfgenaam van de hemel.
19. Het kenmerk van de christen is het teken van het heilig Kruis: In de naam van de Vader, van de Zoon en van de heilige Geest. Amen. In het Latijn: In nomine Patris, et Filii, et Spiritui sancti. Amen.
20. Het kruisteken herinnert ons dat er slechts één God is, dat er drie goddelijke
Personen zijn, en dat God de Zoon de menselijke natuur heeft aangenomen en voor ons
aan het kruis is gestorven.
21. We moeten een kruisteken maken wanneer we opstaan; wanneer we gaan slapen en bij al onze werkzaamheden, maar vooral als we ons slecht voelen of bekoord.
22. Wanneer je een kruisteken maakt met ware vroomheid, verjaag je de duivel en zijn streken en geeft God je zijn zegen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *