Category Archives: Prentencatechismus

De geboden – Achtste gebod van God (vervolg) – Mijd de achterklap en ‘t liegen

De geboden - Achtste gebod van God (vervolg) - Mijd de achterklap en 't liegen

De laster

1. We lasteren iemand wanneer we kwaad spreken over iemand, dus iets vertellen over iemand wat niet waar is.

De achterklap

2. Achterklap betekent dat we gaan vertellen over iemands gebreken zonder dat daar reden toe is, of wanneer we iemands kwaliteiten minimaliseren.
3. Achterklap is een zonde. We vertellen weliswaar striktgenomen geen leugen, maar de liefde verbiedt ons om de goede naam en faam van zijn naaste te besmeuren.
4. We mogen wel iemands gebreken aan iemand bekend maken die bij machte is om een naderend onheil te verhinderen. Daardoor kunnen we immers een groter kwaad beletten.
5. Achterklap kan ook doodzonde zijn. De heilige Paulus zegt immers: “Zij die achterklap plegen kunnen het Rijk Gods niet binnengaan.”
6. Laster en achterklap zijn doodzonden als het heel gewichtige zaken betreft of als we iemands goede naam ernstig krenken.
7. Het is nochtans geen achterklap om slechte dingen over iemand verkondigen die toch algemeen bekend zijn, tenminste als we op deze wijze geen extra kwaad veroorzaken.
8. Er bestaan verzwarende omstandigheden voor deze zonde. Deze zijn bijvoorbeeld wanneer we kwaad spreken over onze leidinggevenden, geestelijken of grote groepen van personen, of wanneer we kwaad spreken in de bijzijn van vele mensen.
9. Het is niet toegelaten om plezier te hebben in het beluisteren van laster of achterklap. Zo nemen we immers deel aan dezelfde zonde.
10. Als we iemand achterklap horen vertellen, moeten we deze persoon zo snel mogelijk doen ophouden, of minstens duidelijk maken dat we niet opgezet zijn met zijn uiteenzetting.
11. Het is normaal gezien verboden om de slechte dingen die we over iemand te weten komen, verder te vertellen. De bijbel zegt immers dat God niet houdt van mensen die tweedracht zaaien onder naasten.
12. Als we door laster of achterklap aan iemand kwaad berokkend hebben, moeten we dat kwaad zo goed als mogelijk herstellen.
13. Als we iemand lasterden, moeten we openlijk toegeven dat we niet de waarheid spraken. Iemand die achterklap vertelde, moet het aangerichte kwaad herstellen. Dit doet hij door de aangehaalde gebreken in hun juiste context te plaatsen en door de goede eigenschappen van de persoon te benadrukken.

Lichtvaardig oordeel

14. Een lichtvaardig oordeel vellen is een slechte inschatting maken van iemand zonder dat daar een goede reden voor is.
15. Het lichtvaardig oordeel is een zonde. Het druist in tegen de rechtvaardigheid en de liefde om iemand zonder goede reden te veroordelen.

Uitleg van de prent

16. Op deze prent zien we de jonge Jozef die in de gevangenis geworpen werd voor een misdaad waarvan de vrouw van Potifar hem valselijk beschuldigd had. Die vrouw was verliefd geworden op Jozef en wilde met hem naar bed gaan. Jozef wilde echter niet zondigen tegen Gods wet, weigerde en vluchtte weg. De slechte vrouw hield echter zijn jas achter en beschuldigde hem er bij haar echtgenoot van dat hij haar had willen verleiden in plaats van omgekeerd. Potifar geloofde zijn vrouw en liet Jozef in de gevangenis werpen.
17. Onderaan links zien we de hogepriester Aaron en zijn zuster Maria. Ze knielen voor de ark van het verbond; daarboven zien we God zelf. Aaron en Maria hadden gemord tegen hun broer Mozes. God liet hen voor de ark verschijnen, berispte hen voor hun gemor en strafte Maria met zeven dagen melaatsheid.
18. Onderaan rechts zien we de heilige Paulus die na een storm op het eiland Malta gestrand was. De inwoners behandelden hem en zijn vrienden goed. Omdat het koud en regenachtig was, maakten ze een groot vuur. Toen Paulus wat hout op het vuur gooide, sprong er plots een slang uit het hout die zich rond zijn arm slingerde. De inwoners die dit zagen gebeuren, zeiden onder mekaar:“Die man is vast een moordenaar; hij is uit zee gered maar Dikè [De godin van de gerechtigheid] wil hem niet in leven laten.”Maar al snel moesten ze hun oordeel herzien, want Paulus greep de slang en gooide haar in het vuur. De slang had hem geen enkel kwaad berokkend.
19. Laten we steeds het goede voorbeeld van onze heiligen navolgen. Zij spraken nooit kwaad van iemand. Als ze er toch toe verplicht werden, vertelden ze het kwaad enkel aan de mensen die er belang bij hadden, en om groter onheil te vermijden.

De geboden – Achtste gebod van God (vervolg) – Mijd de achterklap en ‘t liegen

De geboden - Achtste gebod van God (vervolg) - Mijd de achterklap en 't liegen

Leugens

1. Liegen is wanneer we wetens en willens iets anders zegt dan wat men denkt.
2. Er zijn drie soorten leugens: om te lachen, leugentjes om bestwil en leugens die nadeel berokkenen.
3. Leugens om te lachen zeggen we om onszelf of anderen te doen lachen.
4. Leugentjes om bestwil hebben de bedoeling om zichzelf of iemand anders voordeel te geven of om onheil te vermijden.
5. Leugens berokkenen nadeel wanneer ze gepleegd worden met de bedoeling om iemand anders te schaden.
6. Deze laatste leugens zijn de ergste. Zij zijn doodzonde als ze een groot nadeel berokken aan de naaste.
7. Liegen is nooit toegelaten als we hiermee andere mensen nadeel berokkenen, zelfs niet om zichzelf te verontschuldigen.
8. Liegen is altijd zonde want door strijdig te zijn met de waarheid, beledigt het God die zelf de Waarheid is.

Uitleg van de prent

9. Op deze prent zien we bovenaan de heilige Petrus en een vrouw, Saffira, die aan zijn voeten doodvalt.“Ook een zekere Ananias verkocht, samen met zijn vrouw Saffira, een stuk grond, maar hij hield met medeweten van zijn vrouw iets van de opbrengst achter en kwam slechts een gedeelte aan de voeten van de apostelen leggen. Daarop zei Petrus: ‘Ananias*, hoe heeft de satan je zo in zijn greep kunnen krijgen dat je de heilige Geest bedriegt en iets achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond? Het was vóór de verkoop je eigendom, en ook daarna kon je toch vrij over het geld beschikken? Wat heeft je bezield om zoiets te doen? Je hebt niet gelogen tegen de mensen, maar tegen God.’ Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en alle omstanders werden door grote vrees bevangen. Daarop wikkelden enkele jongemannen hem in linnen, droegen hem naar buiten en begroeven hem. Na verloop van ongeveer drie uur kwam zijn vrouw binnen, onkundig van wat er gebeurd was. Petrus richtte zich tot haar: ‘Zeg me of jullie het stuk grond voor zo en zoveel van de hand hebben gedaan?’ Zij zei: ‘Inderdaad, voor zoveel.’ Toen zei Petrus tegen haar: ‘Hoe hebben jullie kunnen afspreken de Geest van de Heer uit te dagen? Ik hoor de voetstappen van hen die je man begraven hebben al bij de deur; zij zullen ook jou naar buiten dragen.’ Terstond viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, vonden ze haar dood. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. Heel de gemeente en allen die ervan hoorden werden door grote vrees bevangen.”
10. Onderaan links zien we Eva zien we hoe de slang haar bedriegt:“‘Je zult helemaal niet sterven! God weet dat je ogen open zullen gaan als je van die boom eet, en dat je dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en kwaad.’”
11. Heel de mensheid ging ten onder door deze leugen van de duivel. De Heer noemt hem dan ook de “vader van de leugen” op deze plaats in het evangelie:“‘Als God uw vader was,’ zei Jezus, ‘dan zou u Mij liefhebben, want Ik ben van God uitgegaan en van Godswege ben Ik hier: Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. Weet u waarom u mijn taal niet verstaat? Omdat u niet in staat bent te luisteren naar mijn woord. U bent zonen van de duivel, die is uw vader, en u doet niets liever dan uitvoeren wat uw vader in de zin heeft. Vanaf het begin stond hij de mens naar het leven en bevond hij zich buiten de waarheid, omdat er in hem geen waarheid is. Als hij leugentaal spreekt, spreekt hij zoals hij geaard is: hij is een geboren leugenaar. Maar Mij, iemand die de waarheid zegt, gelooft u niet. Kan iemand van u aantonen dat Ik mij aan bedrog bezondig? Als Ik dus de waarheid verkondig, hoe komt het dan dat u Mij niet gelooft? Alleen degene die uit God is, luistert naar de woorden van God. En daarom luistert u niet, omdat u niet uit God bent.’”
12. Onderaan rechts zien we Elisa en zijn dienaar Gechazi. Deze loog dat hij door de profeet gezonden was om aan Naäman een zilveren talent en twee kledingstukken te vragen. Toen hij dat gekregen had, loog hij nog eens, en zei aan de profeet dat hij niet uitgegaan was. Als straf werd hij en zijn kinderen melaats.
13. Als een secretaresse aan telefoon antwoordt dat haar baas er niet is, terwijl ze goed weet dat hij er wel is, begaat ze toch geen zonde. Dit is immers een gebruikelijke formule om te laten weten dat de persoon in kwestie niet gestoord wil worden. Iedereen zal dat zo begrijpen. We begaan ook geen zonde als we tijdens een ondervraging door de politie iets antwoorden dat strict gezien onjuist is, maar waarvan de ondervrager weet of zou moeten weten dat hij dergelijke vraag niet mag stellen.

De geboden – Achtste gebod van God – Mijd den achterklap en ‘t liegen

De geboden - Achtste gebod van God - Mijd den achterklap en 't liegen
1. Dit gebod houdt in dat

  1. we geen valse getuigenis mogen afleggen,
  2. niet mogen liegen,
  3. geen kwaad mogen spreken en
  4. niemand mogen lasteren.

De Valse getuigenis

2. Een valse getuigenis is wanneer we bij ondervraging door een rechter de waarheid verzwijgen of iets bevestigen waarvan we weten dat het fout is.
3. Een vals getuigenis afleggen is altijd doodzonde. De persoon die een valse getuigenis aflegt pleegt meineed; hij breekt dus de eed om de waarheid te vertellen. Bovendien begaat hij een grote onrechtvaardigheid door een onschuldig mens te doen veroordelen.
4. De persoon die een valse getuigenis aflegde, moet het nadeel herstellen dat hij veroorzaakte.
5. We begaan deze zonde ook wanneer we valse getuigen aanbrengen, vervalste stukken voorleggen, of op welke wijze dan ook wetens en willens ertoe bijdragen dat een onschuldige veroordeeld wordt.

Uitleg van de prent

6. Op deze prent zien we bovenaan Christus die door de joden voor Pilatus gebracht wordt. Eén van de aanwezigen richt de vinger naar Jezus en beticht Hem ervan dat Hij zou gezegd hebben dat ze geen belastingen meer moeten betalen aan de keizer. Dat was een valse getuigenis, want Jezus had gezegd dat men aan de keizer moest geven wat de keizer toekwam.
7. In Marcus lezen we over een andere valse getuigenis tegen Christus:“De hogepriesters en heel het Sanhedrin zochten getuigenissen tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar ze vonden niets. Want velen legden wel een valse verklaring tegen Hem af, maar hun getuigenissen waren niet afdoende. Ook stonden er enkelen tegen Hem op met de valse verklaring: ‘We hebben Hem horen zeggen: “Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen, die niet door mensenhanden gemaakt is.” ’ Maar zelfs dit getuigenis was niet afdoende. De hogepriester trad naar voren en stelde Jezus de vraag: ‘U antwoordt niets? Wat brengen ze wel niet tegen U in!’ Maar Hij bleef zwijgen en antwoordde niets. Weer stelde de hogepriester Hem een vraag en zei tegen Hem: ‘Bent u de Messias, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus zei: ‘Ja, dat ben Ik, en u zult de Mensenzoon zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komend op de wolken van de hemel.’”
8. Onderaan links zien we hoe Izebel, de vrouw van Achab, koning van Israel, door honden wordt verscheurd. Deze goddeloze vrouw had Nabot uit de weg willen ruimen omdat die weigerde om de erfenis van zijn vader aan haar af te staan. Ze liet omgekochte valse getuigen aandraven die hem ervan beschuldigden God en de koning gelasterd te hebben. Nabot werd ter dood veroordeeld en gestenigd. Maar deze misdaad van Izebel bleef niet onbestraft. De opvolger van Achab, Jehu, gooide haar van bovenop het paleis naar beneden, waar haar lichaam opgevreten werd door honden.
9. De joden legden ook een valse getuigenis af tegen de heilige Stefanus. In de Handelingen der Apostelen lezen we:“Het woord van God bleef zich verbreiden; het aantal leerlingen in Jeruzalem werd nog veel groter, en ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof. Door God rijk begunstigd met kracht, deed Stefanus grote wonderen en tekenen onder het volk. Maar enkele leden van de Synagoge van de Vrijgelatenen, afkomstig uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia, begonnen met Stefanus te disputeren. Ze waren echter niet opgewassen tegen de geest en de wijsheid waarmee hij sprak. Daarna instrueerden zij enkele mannen om te verklaren: ‘Wij hebben hem lastertaal horen spreken tegen Mozes en God.’ Zij maakten stemming onder het volk en de oudsten en schriftgeleerden. Toen pakten zij hem op en sleepten hem voor het Sanhedrin. Daar schoven zij valse getuigen naar voren om te verklaren: ‘Die man preekt onophoudelijk tegen deze heilige plaats en de wet. Zo hebben wij hem horen zeggen dat die Jezus de Nazoreeër deze tempel zal afbreken en de zeden en gewoonten zal veranderen die Mozes ons heeft overgeleverd.”
10. Onderaan rechts zien we Daniël op twaalfjarige leeftijd. Voor hem staat Suzanna met rondom haar ouders en vrienden. De twee ouderen die we achter Suzanna zien, hadden een valse getuigenis tegen haar afgelegd. Ze hadden gezegd dat ze haar op heterdaad hadden betrapt tijdens het stellen van oneerbare feiten. Ze werd ter dood veroordeeld en op het moment dat ze zou gestenigd worden, riep de jonge Daniël uit dat ze onschuldig was. Hij liet de grijsaards bekennen dat ze gelogen hadden, waarop zij ter dood veroordeeld werden.
11. Tijdens haar beproeving zocht Suzanna haar toevlucht bij God, die steeds haar onschuld beschermde. De gedachte aan God en haar vast vertrouwen in zijn hulp gaven haar moed in de moeilijke momenten wanneer zij als onschuldig lam ten prooi viel aan twee gewetenloze wolven.

De geboden – Zevende gebod van God (vervolg) – Mijd het stelen en ‘t bedriegen

De geboden - Zevende gebod van God (ervolg) - Mijd het stelen en 't bedriegen
1. Werknemers en andere ondergeschikten zondigen tegen het zevende gebod wanneer ze hun werkgever bedriegen of zijn goederen slecht beheren.
2. Werknemers mogen hun leidinggevende zelfs niet in het geringste bedriegen:”Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten. Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot. Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat jezelf toebehoort? Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’”
3. We doen iemand een onrechtvaardig nadeel wanneer we hem voor de rechtbank laten verschijnen om iets te betalen dat helemaal niet verschuldigd is.
4. Het is tegen Gods wil dat mensen hun schulden niet tijdig betalen. Zo houden ze immers goederen achter die hen niet toebehoren.
5. Iemand die zijn naaste op deze manier benadeelde, moet het onterecht verkregen goed zo snel mogelijk teruggeven en ook de schade herstellen die het gevolg was van zijn handelen.
6. Deze schadeloosstelling is zeer belangrijk: zonder herstel kan de zonde niet vergeven worden. Dat is dan ook wat Zacheüs beloofde toen Jezus bij hem te gast was:”Hij kwam in Jericho en trok door de stad. Daar was een man die Zacheüs heette. Hij was oppertollenaar en hij was rijk. Hij wilde wel eens zien wat Jezus voor iemand was, maar het lukte hem niet vanwege de mensenmassa, want hij was klein van stuk. Daarom rende hij vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien te krijgen, want Hij zou daar voorbijkomen. Toen Jezus bij die plek kwam, keek Hij omhoog en zei tegen hem: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden; vandaag moet Ik in uw huis verblijven.’ Hij kwam vlug naar beneden en ontving Hem met vreugde. Iedereen die het zag sprak er schande van. ‘Hij neemt zijn intrek bij een zondaar’, zeiden ze. Zacheüs richtte zich tot de Heer. ‘Heer,’ zei hij, ‘hierbij geef ik de helft van mijn bezit aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.’ Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is er redding gekomen voor dit huis, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is.’”
7 Niet alleen de misdadiger zelf maar ook zijn medeplichtigen moeten helpen de schade te vergoeden.
8. Onder medeplichtigheid verstaan we ook het opdracht geven tot een misdrijf, het aanraden ervan, het verbergen van het gestolen goed, en het niet verhinderen van de misdaad wanneer men hiertoe in staat is.
9. Het herstel van de diefstal moet als volgt gebeuren. De bezitter van het gestolen goed moet het teruggeven. Als hij dat niet doet, moeten de opdrachtgevers, medeplichtigen en uiteindelijk de dief opdraaien voor de schade.
10. De benadeelde moet zelf vergoed worden. Als hij overleden is, dan moeten zijn erfgenamen vergoed worden.
11. We mogen geen goederen aanhouden die voorwerp geweest zijn van een diefstal. Het is nooit toegelaten om andermans goed onterecht bij te houden.
12. Als we niet weten aan wie het goed toebehoort, moeten we inspanningen doen om erachter te komen, bv. door zijn oversten te raadplegen.
13. We moeten het gestolen goed zelf teruggeven. Als het gestolen goed verloren gegaan is, moeten we de juiste tegenwaarde vergoeden.
14. Als we een bepaalde schade niet kunnen vergoeden, moeten we minstens het oprechte voornemen maken om het te doen, en in de mate van het mogelijke een gedeeltelijke aanbetaling voorzien.
15. Als vuistregel geldt: behandel de goederen van iemand anders alsof het uw eigen goederen waren.

Uitleg van de prent

16. Op deze prent zien we bovenaan de engel Rafaël die van Gabaël een geldsom terugeist die de oude Tobias aan Gabaël geleend had. Gabaël gaf zijn schuld toe en betaalde meteen aan de engel. Onderaan rechts zien we hoe een machtige ambtenaar een brave burger wil onteigenen. Hij bedreigt hem met rechtzaken als deze niet vrijwillig afstand wil doen van zijn bezittingen.
17. Onderaan links zien we een slechte werknemer die de bezittingen van zijn werkgever aan het verkwisten is.
18. Toen de heilige Franciscus van Sales een jaar of 5 oud was, eigende hij zich een kostbare zijden nestel van een dienstknecht toe. Zijn vader had het echter gezien en Franciscus knielde neer en bekende meteen. Als straf sloeg de vader hem met een stok. Van toen af durfde het kind nooit meer iets afnemen wat hem niet toebehoorde.

De geboden – Zevende gebod van God – Mijd het stelen en ‘t bedriegen

De geboden - Zevende gebod van God - Mijd het stelen en 't bedriegen
1. Het zevende gebod verbiedt om de naaste materiële schade toe te brengen, en dit in de ruimste zin van het woord. We denken met name aan stelen, maar ook oneerlijke handelspraktijken en arbeidsgeschillen vallen hieronder.
2. Schuldig aan deze zonde zijn onder meer: dieven, werknemers die hun arbeidsovereenkomst schenden, oneerlijke handelaars en advocaten, corrupte ambtenaren en rechters, woekeraars en al wie zich op oneerlijke wijze zaken toeëigent.
3. Ook kinderen die hun ouders bestelen, zondigen tegen het zevende gebod. Zolang hun ouders nog leven, horen deze goederen hen immers niet toe.
4. Stelen is altijd een zonde, maar de ernst van de zonde hangt wel af van de waarde van het gestolen goed.
5. Afhankelijk van de omstandigheden, kan een kleine diefstal toch een doodzonde worden. Dit is bijvoorbeeld wanneer de kleine diefstal een grote schade veroorzaakt, of wanneer men vele kleine diefstallen pleegt om een grote som te bekomen.
6. We zondigen ook tegen het zevende gebod wanneer we andermans goed achterhouden, met name in de volgende situaties.

  1. als we een gevonden voorwerp behouden en niet proberen te zoeken naar de eigenaar;
  2. als we in een erfeniskwestie heimelijk zaken wegnemen;
  3. als we een geleend goed niet teruggeven;
  4. als we onze werknemers of personeel niet volledig of te laat uitbetalen.
7. Het benadelen van de naaste is ook een zonde tegen het zevende gebod, met name:

  1. wanneer men andermans bezittingen beschadigt;
  2. wanneer men door sabotage of andere middelen de naaste verhindert om op een eerlijke manier zaken te doen.
8. Ook medeplichtigheid aan een diefstal, verduistering of benadeling zijn zonden tegen het zevende gebod.
9. Dit is de raad die Johannes de Doper gaf aan een groep mensen die voor hem hun zonden kwam belijden:“De bijl ligt al aan de wortel van de bomen; iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid.’ De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie twee stel kleren heeft, moet delen met iemand die niets heeft, en wie te eten heeft, moet hetzelfde doen.’ Ook tollenaars kwamen zich laten dopen en zeiden: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Vorder niet meer dan u is voorgeschreven.’ Ook soldaten stelden hem de vraag: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Pers niemand geld af, ook niet onder valse voorwendsels, maar wees tevreden met uw soldij.’
10. Het volk leefde in gespannen verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes niet de messias was, maar Johannes gaf hun allen ten antwoord: ‘Ik doop u met water. Maar er komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer op te ruimen; het graan verzamelt Hij in zijn schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’”

Uitleg van de prent

11. Bovenaan op deze prent zien we Achab, de koning van Israel, die tijdens een gevecht door een pijl getroffen wordt. De koning wilde beslag leggen op de wijnstok van de Israëliet Naboth, maar deze weigerde om de erfenis van zijn voorouders af te staan. Achab overlegde met zijn nog slechtere vrouw Jesabel en samen brachten ze Naboth om het leven en eigenden zich de wijnstok toe. De profeet Elias kwam en bracht volgende boodschap van God:“op de plaats waar de honden Naboths bloed oplikken, zullen zij ook uw bloed oplikken.”Een beetje later toen Achab met de koning van Syrië in oorlog lag, verkleedde hij zich om de om uit de handen van de vijand te blijven. Toch werd hij getroffen door een verdwaalde pijl die hem het leven kostte. Zoals de profeet voorspeld had, kwamen de honden het bloed oplikken dat uit zijn wonde vloeide.
11bis. Onderaan links zien we Tobias die blind en arm geworden was, nadat hij ontelbare werken van barmhartigheid had gedaan. Zijn vrouw moest hard werken om hem en zijn zoon te voeden. Toen ze eens een lam had ontvangen, hoorde Tobias het geblaat en zei:“‘Waar komt het bokje vandaan? Is het niet gestolen? Breng het terug naar de eigenaars, want het is niet geoorloofd iets te eten dat gestolen is.’”
12. Onderaan rechts is de Israëliet Achan te zien, die na de bestorming van Jericho, ondanks Gods verbod, aan het plunderen geslagen was. Hij had zich een aantal schapen, tweehonderd zilverlingen, een gouden liniaal en een scharlaken mantel toegeëigend. De diefstal werd zwaar bestraft: op bevel van Jozua werd Achan samen met al zijn bezitingen door het volk gestenigd en verbrand.
13. Tot slot vermelden we nog een anekdote uit het leven van de heilige Eligius. Hij was de voornaamste goudsmid uit zijn tijd. Koning Clotarius vroeg hem om een gouden zetel te maken en zond hem hiertoe een grote hoeveelheid goud. Eligius merkte dat er genoeg goud was om twee zetels te maken, en hij zond beide naar de koning. Clotarius was verrast en prees het vakmanschap van de goudsmid, maar nog meer zijn eerlijkheid.

De geboden – Zesde gebod van God – Doe nooit wat onkuisheid is

De geboden - Zesde gebod van God - Doe nooit wat onkuisheid is
1. Het zesde gebod verbiedt overspel en alle ontucht. Het verbiedt oneerbare blikken en aanrakingen. Het verbiedt ons te kijken naar onzedige boeken en afbeeldingen.
2. De onkuisheid is een grote zonde,

  1. omdat het – meer dan andere zonden – Gods beeld in onze ziel uitwist door ons gelijk te stellen aan dieren,
  2. omdat ze ons lichaam ontheiligt dat deel is van het mystiek lichaam van Christus alsook de tempel van de Heilige Geest.
3. Onkuisheid benevelt onze geest, verzwakt ons geloof en kan een voortijdige dood veroorzaken.
4. De voornaamste manieren om te vechten tegen onkuisheid zijn:

  1. evenwichtig leven;
  2. de gelegenheid tot zonde vermijden;
  3. een beheersing van de zintuigen, voornamelijk de ogen;
  4. dikwijls te biecht gaan en de raad van de biechtvader opvolgen.
5. We moeten ook versterving doen, d.w.z. onszelf zaken ontzeggen. Jezus zegt immers in het evangelie dat er duivels zijn die enkel door gebed en versterving verjaagd worden:“Iemand uit de menigte gaf Hem ten antwoord: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U meegenomen, omdat hij in de greep is van een stomme geest. Wanneer hij hem aangrijpt, knijpt hij hem de keel dicht, en dan staat het schuim hem op de mond, knarst hij met de tanden en wordt hij helemaal stijf. Ik vroeg uw leerlingen hem uit te drijven, maar ze waren er niet toe in staat.’ Hij antwoordde hun: ‘Ongelovig slag mensen! Hoelang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoelang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ En ze brachten hem naar Hem toe. Zodra de geest Hem zag, liet hij hem stuiptrekken. Hij viel op de grond en rolde heen en weer met het schuim op zijn mond. Jezus vroeg zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij dat al?’ Hij zei: ‘Van kindsbeen af. Hij heeft hem ook al vaak in het vuur en in het water gegooid om hem te doden. Maar als U enigszins kunt, wees met ons begaan, kom ons te hulp.’ Jezus zei tegen hem: ‘Of Ik dat zou kunnen? Alles kan voor wie vertrouwen heeft.’ Meteen riep de vader van de jongen uit: ‘Ik heb vertrouwen. Kom mijn gebrekkig vertrouwen te hulp.’ Toen Jezus zag dat de menigte toestroomde, bestrafte hij de onreine geest met de woorden: ‘Stomme en dove geest, Ik beveel je, ga uit hem weg en kom niet meer in hem terug.’ Onder gekrijs en veel stuiptrekkingen ging hij weg. Hij bleef achter als een lijk, zodat velen zeiden: ‘Hij is dood.’ Maar Jezus nam hem bij de hand en liet hem opstaan, en hij stond op. Thuisgekomen, alleen met zijn leerlingen, vroegen dezen Hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ Hij zei tegen hen: ‘Dit soort kun je niet anders uitdrijven dan met gebed.’”
6. De meest voorkomende gelegenheden tot deze zonde zijn: het luie nietsdoen, het lezen van ontuchtige boeken of dagbladen of kijken naar expliciete afbeeldingen, luisteren naar muziek die seks en drugs verheerlijken, het verkeren in slecht gezelschap, het dragen van onzedige kledij, het bijwonen van expliciete toneelstukken en filmvertoningen, uitgaan naar disco’s en overmatig eten en drinken.

Uitleg van de prent

7. Deze prent stelt ons bovenaan de zondvloed voor die alles op aarde vernietigde behalve wat er in de Ark van Noach zat. God zond deze verschrikkelijke straf om de mensen te straffen die zich slecht gedroegen en met name de onkuisheid bedreven. Noach werd van de zondvloed behoed omdat hij een deugdzaam man was. Terwijl de hele wereld verdronk, dreef hij veilig in zijn ark, die God hem had laten bouwen.
8. In het midden, onderaan de prent, zien we de steden van Sodom en Gomorra die door een hemels vuur vernietigd werden. God strafte de steden o.w.v. de ontucht die er heerste. Abrahams neef Lot, die een rechtvaarig man was, werd tijdig door een engel van God verwittigd en kon zich in veiligheid brengen met zijn vrouw en kinderen. De vrouw van Lot werd echter in een zoutbeeld veranderd omdat ze Gods bevel negeerde om niet achter zich te kijken om de verwoesting te aanschouwen.
9. Onderaan rechts ligt Simson aan de voeten van Delila, een vrouw voor wie hij oneerbare gevoelens had opgevat. Hij was zozeer door zijn hormonale driften verblind dat hij haar verklapte wat het geheim was van zijn ongelofelijk kracht: zijn haren. Delila liet Simsons haren afknippen en leverde hem over aan de Filistijnen. Die staken zijn ogen uit, maakten hem tot slaaf en lieten hem aan het molenrad werken.
10. Onderaan links zien we twee zonen van Jakob, Simeon en Levy; zij sabelen de koning van Sichem neer omdat deze omgang had gehad met hun zuster Dina. Ze doodden ook zijn vader Hemor en alle mannelijke inwoners van Sichem. Zo namen de broers van Dina wraak. Haar andere broers bevrijdden Dina en voerden alle overblijvende vrouwen en kinderen uit Sichem weg.

De geboden – Vijfde gebod van God (vervolg) – Dood niet, geef geen ergernis

De geboden - Vijfde gebod van God (vervolg) - Dood niet, geef geen ergernis

Wat ons wordt voorgeschreven

1. Dit gebod gebiedt ons:

  1. om onze vijanden te vergeven;
  2. om ons met hen te verzoenen;
  3. goed te zijn voor hen indien mogelijk;
  4. de behoeftigen bij te staan.
2. Onze eerste plicht tegenover onze vijanden is om hen te vergeven.
3. Deze plicht is zo dwingend, dat Jezus zelf in het evangelie zegt dat er geen vergeving is voor mensen die weigeren te vergeven:“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen. Want Ik verzeker jullie; eer hemel en aarde vergaan, zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn. Wie één van die geringste geboden ontkracht* en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan. Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie “leeghoofd” zegt tegen zijn broeder, zal uitgeleverd worden aan het Sanhedrin. En wie “domkop” zegt, zal uitgeleverd worden aan het hellevuur. Dus als je je offergave naar het altaar brengt, en je herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave daar voor het altaar achter, en ga je eerst verzoenen met je broeder, en kom dan terug om je offergave te brengen. Wees je tegenpartij welgezind zolang het nog kan en zolang je met hem onderweg bent, opdat je tegenpartij jou niet uitlevert aan de rechter, en de rechter aan de gerechtsdienaar, die je in de gevangenis zet. Ik verzeker je, je zult daar niet uitkomen voor je de laatste cent hebt betaald.”
4. Hier is nog een zeer duidelijk citaat uit het evangelie, waaruit zeer duidelijk blijkt dat we beledigingen altijd moeten vergeven:“Toen kwam Petrus bij Hem en zei: ‘Heer, hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven als hij mij iets misdoet? Tot zeven keer toe?’ Jezus zei hem: ‘Niet tot zeven keer toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeven keer toe. In dit opzicht gaat het met het koninkrijk der hemelen als met een koning die met zijn dienaren afrekening wilde houden. Toen hij begonnen was met afrekenen, werd er iemand bij hem gebracht die een schuld had van tienduizend talenten*. Omdat hij niet kon betalen, gaf de heer het bevel om hem met vrouw en kinderen en alles wat hij had te verkopen, zodat hij zou kunnen betalen. Daarop viel de dienaar voor hem neer en vroeg: “Heb geduld met mij, en ik zal u alles betalen.” De heer kreeg met die dienaar te doen en liet hem vrij, en hij schold hem het geleende geld kwijt. Toen die dienaar buiten kwam, trof hij een van zijn mededienaren, die hem honderd denariën* schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal wat je me schuldig bent.” Daarop viel zijn mededienaar voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, en ik zal je betalen.” Dat wilde hij niet, integendeel, hij liet hem zelfs gevangenzetten tot hij het verschuldigde bedrag betaald zou hebben. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij buitengewoon ontstemd en gingen alles wat er gebeurd was aan hun heer vertellen. Toen riep zijn heer hem bij zich en zei: “Jij slechte dienaar, ik heb je heel die schuld kwijtgescholden, toen je mij daarom smeekte. Had juist jij geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer werd zo kwaad, dat hij hem overleverde aan de beulen, totdat hij heel zijn schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen, als niet ieder van jullie zijn broeder van ganser harte vergeeft.’”
5. Onze derde plicht is om onze vijanden bij te staan, indien we dat kunnen.

Uitleg van de prent

6. Onderaan rechts zien we de heilige martelaar Cyprianus die aan zijn nabestaanden de opdracht geeft om de beul die hem moet onthoofden een geldsom te geven.
7. Bovenaan zien we de heilige Stefanus, diaken en eerste martelaar. Hij geeft ons een treffend voorbeeld van hoe we vergiffenis moeten schenken voor het kwaad dat ons wordt aangedaan. Geknield en de ogen ten hemel gericht, bidt hij tot God voor de Joden die hem zouden stenigen:“Heer, reken hun deze zonde niet aan.”Onmiddellijk opent de hemel zich; God strekt zijn hand naar hem uit en kijkt hem liefdevol aan. Een engel biedt hem de martelaarspalm aan; een andere engel toont hem de martelaarskroon die ze voor hem aan het klaarmaken zijn.

De geboden – Vijfde gebod van God (vervolg) – Dood niet, geef geen ergernis

De geboden - Vijfde gebod van God (vervolg) - Dood niet, geef geen ergernis

Het verbiedt : de ergernis

1. Het vijfde gebod verbiedt ons om de naaste te ergeren.
2. We geven ergernis wanneer we andere mensen aanzetten om te zondigen doorwat we zeggen, of wat we wel of niet doen.
3. We geven met name ergernis in deze gevallen:

  1. als we slecht spreken over de godsdienst, de liefde of de zuiverheid;
  2. als we anderen slechte raad geven en hen zo aanzetten tot zonde of hen op het slechte pad brengen.
4. We geven ergernis wanneer we aan de naaste profane of onzedige geschriften bezorgen, en meer nog wanneer men zelf dergelijke geschriften opstelt.
5. Het geven van ergernis is een grote zonde omdat het zielen in het verderf stort die Christus met zijn bloed verloste, en ook omdat de ergernis dikwijls onherstelbaar is.
6. Sommige mensen nemen aanstoot aan daden die helemaal niet slecht zijn, en grijpen die aan als een gelegenheid tot zonde. Een goed vorbeeld daarvan zijn de farizeeën die zich ergerden aan de goede werken van Jezus Christus en zijn leerlingen. De heilige Markus geeft er twee voorbeelden van in zijn evangelie:
Johannes zei tegen Hem: ‘Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.’ Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons. Want als iemand je een beker water geeft omdat jullie van Christus zijn, Ik verzeker jullie, zijn loon zal hem niet ontgaan. Wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden. Als je hand je ten val brengt, hak haar dan af; je kunt beter verminkt het leven ingaan dan met twee handen in de hel verdwijnen, in het onblusbaar vuur. Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af; je kunt beter kreupel het leven ingaan dan met twee voeten in de hel gegooid worden. Als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit; je kunt beter met één oog het koninkrijk van God ingaan dan met twee ogen in de hel gegooid worden, waar hun worm niet van ophouden weet en het vuur niet dooft. Want iedereen zal met vuur gezouten worden. Zout is iets goeds. Maar als het zout zouteloos wordt, waarmee zul je het dan weer zout maken? Heb zout in jezelf, en leef in vrede met elkaar.’
De farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem kwamen bij Hem. Ze zagen dat sommige van zijn leerlingen hun brood aten met onreine, dat wil zeggen met ongewassen handen. Want als de farizeeën en alle Joden niet met een beetje water hun handen gewassen hebben, eten ze niet, omdat ze vasthouden aan de traditie van de oudsten; en wat van de markt komt, eten ze niet zonder het te wassen. Zo zijn er vele andere dingen waar ze uit traditie aan vasthouden: het spoelen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. De farizeeën en de schriftgeleerden vroegen Hem: ‘Waarom gedragen uw leerlingen zich niet naar de traditie van de oudsten, maar eten ze hun brood met onreine handen?’ Hij zei tegen hen: ‘Treffend heeft Jesaja over u geprofeteerd, huichelaars, zoals geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. Hun verering stelt niets voor; wat ze als ware leer brengen, zijn voorschriften van mensen. U laat het gebod van God los en houdt vast aan de traditie van mensen.’

Uitleg van de prent

7. Wanneer we ergernis gegeven hebben, moeten we de gevolgen daarvan zo goed mogelijk proberen te herstellen door:

  1. de mensen die men ergerde terug op het goede pad te brengen;
  2. hen hiertoe aan te moedigen door zelf het goede voorbeeld te geven;
  3. voor hen te bidden
8. De mensen die hun plichten niet nakomen met als excuus dat anderen het ook niet doen, zijn schuldig en irrationeel. Het is gewoon dom om zichzelf in het verderf te storten omdat anderen dat ook doen.
9. Deze prent stelt Jezus Christus met zijn leerlingen voor. Zijn ene hand wijst naar een kind dat Hij liet komen; zijn andere hand wijst naar een man die men met een molensteen om de hals in de zee werpt.
10. Jezus zag steeds welwillend op kinderen neer:“Laat de kinderen tot mij komen; niemand mag ze hinderen, want aan hen behoort het Rijk Gods.”Dan omhelsde hij de kinderen, legde hun de handen op en zegende hen.

De geboden – Vijfde gebod van God – Dood niet, geef geen ergernis

De geboden - Vijfde gebod van God - Dood niet, geef geen ergernis

Het verbiedt: de doodslag

1. Het vijfde gebod verbiedt:

  1. andere mensen te doden zonder wettige macht en reden;
  2. zichzelf te doden en een duel aan te gaan;
  3. de medemens te kwetsen, kwaad over hem te spreken of hem te haten
2. Het doden van anderen noemen we moord; het doden van zichzelf noemen we zelfmoord.
3. We begaan een moord wanneer we iemand met opzet en zonder wettige reden van het leven beroven.
4. Het is geoorloofd en niet zondig om een medemens te vermoorden in de volgende gevallen:

  1. in een rechtvaardige oorlog;
  2. in geval van wettige zelfverdediging;
  3. in uitvoering van het vonnis van een rechtbank
5. We begaan een zware zonde als we iemand de dood toewensen of ons over iemands dood verheugen, wanneer we dat doen uit haat of uit eigenbelang.
6. We mogen niet de dood van iemand bespoedigen om zijn lijden te verzachten.
7. Enkel God is meester over leven en dood. Het is dus niet toegelaten om zichzelf van het leven te beroven, ook al is men zeer ongelukkig.
8. Iemand die zelfmoord pleegt gaat naar de hel omdat hij meestal geen tijd heeft om zijn daad te berouwen.
9. Vrijwillige en voorbedachte zelfmoord is een zodanig grote zonde dat de kerk niet toelaat dat deze mensen begraven worden in gewijde grond.
10. Het is nooit toegelaten om een onschuldig persoon van het leven te beroven. Ook de staat kan dit niet toelaten. Het algemeen welzijn of de toestemming van het slachtoffer kunnen niet als argument gebruikt worden. Niemand kan dus ooit instemmen met zijn eigen dood omdat wij geen meester zijn van ons eigen leven en doden instrinsiek slecht is.
11. We mogen ook nooit onszelf de dood toewensen, tenzij vanuit het verlangen om God in de hemel te aanschouwen of om Hem niet langer te ontstemmen hier op aarde.
12. Het is verboden om een duel aan te gaan, omdat men zich daarmee blootstelt aan een mogelijke dood en daarom zichzelf of zijn tegenstander in het verderf stort.
13. Ook de toeschouwers van een duel zijn even schuldig, omdat zij door hun aanwezigheid het duel legitimeren.
14. Iemand die zijn naaste haat, is geen leerling van Christus meer, want Hij heeft in het evangelie verklaard dat men zijn volgelingen zal herkennen aan hun onderlinge liefde:“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg jullie een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad heeft gedaan. Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor. Als iemand een geding tegen je aanspant om je hemd te krijgen, geef hem dan ook je jas. Als iemand je dwingt hem een mijl te begeleiden, ga er dan twee met hem mee. Geef aan wie jou iets vraagt, en wend je niet af als iemand van je wil lenen. Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. Maar Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen, dan zullen jullie kinderen worden van je Vader in de hemel, want die laat zijn zon opgaan over slechten en goeden, en Hij laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als je liefhebt wie jou liefheeft, welk loon verdien je dan? Doen de tollenaars dat ook niet? Als je alleen je broeders groet, wat voor bijzonders doe je dan? Doen de heidenen dat ook niet? Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is.”
15. Niemand mag wraak nemen voor een belediging. Het komt alleen aan God toe om zondaars te straffen en Hij alleen houdt zich het recht voor om verdrukte onschuld te wreken.

Uitleg van de prent

16. Bovenaan deze prent zien we Kaïn die uit afgunst zijn broer Abel doodde. Hij wilde vluchten maar God veroordeelde zijn misdaad, vervloekte en verdreef hem.
17. Onderaan rechts zien we Architophel die zichzelf ophangt omdat hij Absalon overhaalde om zijn vader David van de troon te stoten.
18. Onderaan links zien we twee mannen in een duel. Een vroom christen heeft zich tussen hen geplaatst, bedaart hen met de ene hand, en houdt hen in de andere hand een kruisbeeld voor met daarop Christus die hen ziet hen hun gedrag veroordeelt.
19. Jezus de Verlosser bidt aan het kruis voor zijn beulen. Zo brengt hij in vervulling wat Hij tijdens de bergrede over de liefde zei: “Bemin uw vijanden, doe goed aan de mensen die u haten, bid de mensen die u vervolgen of kwaad over u spreken.” Mogen wij dan onze naaste haten en kwaad met kwaad vergelden?

De geboden – Vierde gebod van God (vervolg) – Vader, moeder zult gij eren

De geboden - Vierde gebod van God (vervolg) - Vader, moeder zult gij eren

Plichten van leidinggevenden tegenover hun ondergeschikten

1. Leidinggevenden hebben deze plichten:

  1. ze moeten zich welwillend en rechtvaardig opstellen tegenover hun medewerkers;
  2. ze moeten zorg voor hen dragen in ziekte en gezondheid;
  3. ze moeten waken over hun gedrag;
  4. ze moeten ervoor zorgen dat zij God dienen en onderwezen worden in de geloofswaarheden.
2. Leidinggevenden mogen dus hun medewerkers geen eisen stellen die het uitvoeren van hun godsdienstige plichten zou bemoeilijken, m.n. het onderhouden van de zondagsrust, de vasten en Pasen. Zij moeten hun medewerkens aansporen tot het onderhouden van deze plichten.
3. Deze verplichting is geworteld in het evangelie, waar Jezus stelt dat leiders Hem rekenschap zullen moeten afleggen voor de mensen die aan hun leiding zijn toevertrouwd.

Uitleg van de prent

4. Deze prent geeft ons twee voorbeelden van hoe leiders trouw hun plichten tegenover hun ondergeschikten nakomen.“Toen Hij in Kafarnaüm was gekomen, kwam een honderman naar Hem toe die Hem te hulp riep. Hij zei: ‘Heer, mijn kind ligt verlamd thuis, met vreselijk veel pijn.’ Hij zei hem: ‘Ik zal het komen genezen.’ De centurio antwoordde daarop: ‘Heer, ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt, maar spreek een woord en mijn kind zal beter worden. Want ik ben iemand die onder bevel staat en soldaten onder zich heeft. Tegen de een zeg ik: “Ga!” en hij gaat, en tegen de ander: “Kom!” en hij komt, en tegen mijn slaaf: “Doe dit!” en hij doet het.’ Toen Jezus dit hoorde, was Hij verbaasd, en Hij zei tegen degenen die Hem volgden: ‘Ik verzeker u, bij niemand in Israël heb Ik zo’n groot vertrouwen aangetroffen. Ik zeg u dat velen uit oost en west zullen komen en aan tafel zullen gaan met Abraham, Isaak en Jakob in het koninkrijk der hemelen. Maar de kinderen van het koninkrijk zullen in de uiterste duisternis geworpen worden. Het zal daar een gejammer zijn en een tandengeknars.’ Jezus zei tegen de centurio: ‘Ga maar naar huis; het moge u gaan overeenkomstig uw vertrouwen.’ En op datzelfde uur werd zijn kind beter.”
5. Bovenaan op de prent zien we hoe de honderdman knielt bij Jezus’ voeten, met de apostelen rond Hem. Twee dienstknechten die de honderdman vergezelden, staan eerbiedig achter hem.
6. Onderaan links zien we een tweede voorbeeld: dat van de heilige Elzear, graaf van Sabran in de Provence. Hij stelde voor zijn personeelsleden een lijst op met geboden voor een geregelde levenswijze. Deze lijst liet hij aanplakken in één van de prachtigste zalen van zijn paleis, en hij riep al zijn personeel bijeen om hen de regels uit te leggen. Ziehier een samenvatting van de voornaamste leefregels:

  1. Morgen- en avondgebed
  2. De Heilige Mis bijwonen
  3. Vaak de sacramenten ontvangen
  4. Verering van de heilige Maagd en de heilige Jozef
  5. Luiheid vermijden
  6. Slecht gezelschap mijden
  7. Geen ruzie maken.

De heilige Elzear staat recht op zijn zetel, en legt aan zijn personeel de levensregel uit. De zaal is versierd met een kuis en een beeld van de heilige Maagd Maria. De heilige Delphina, echtgenote van Elzear, woont de uiteenzetting bij. Zij wordt afgebeeld met een klein groepje diensters en eredames die aan de linkerkant van heilige Elzear staan.

Plichten van ondergeschikten tegenover hun oversten

7. Ondergeschikten moeten

  1. hun oversten eren;
  2. hun trouw dienen;
  3. hun gehoorzamen in de mate dat de taken niet strijdig zjn met Gods wet.
8. Ondergeschikten moeten hun oversten zien als plaatsvervangers van God, en hen dus gehoorzamen zoals ze God gehoorzamen.
9. Onderaan rechts zien we Eliëzer, de dienaar van Abraham, die een treffend voorbeeld van dienstbaarheid aan zijn overste geeft. Hij onderneemt een lange reis naar Mesopotamië om een vrouw te zoeken voor Isaak, de zoon van Abraham. Op gegeven dag bevindt hij zich, met zijn bruidsgeschenken, aan een waterput. Daar ontmoet hij Rebekka, de dochter van Betuël, die de zoon was van Milka, de vrouw van Abrahams broer Nachor. Ze biedt hem water aan. Eliëzer herkent hierin een teken van God en biedt haar de geschenken aan.