Monthly Archives: July 2016

Het Heilig Doopsel

Het Heilig Doopsel

Adam en Eva hebben grote zonde gedaan. Dat weet je nog wel. Ze verloren het goddelijk leven uit hun ziel. Ze waren geen kinderen meer van God. Later is Jezus gekomen. Hij heeft alles weer goedgemaakt. Door zijn lijden en dood. Voor alle mensen, ook voor jou!
Die zonde van Adam en Eva krijgen alle mensen. We noemen dat: de erfzonde. Alle mensen worden ermee geboren. Maria alleen had ze niet. Zij moest ook moeder van God worden.
Toen je geboren werd, had je ook de erfzonde in je ziel. Je was geen kind en vriend van God. Maar vader en moeder hebben je, zo gauw mogelijk, naar de kerk laten brengen. Daar heeft de priester je gedoopt. Dat zie je op de plaat. De priester goot water over je hoofd. En hij zei: “Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.” Toen ging de zwarte erfzonde weg. Er kwam goddelijk licht in je ziel. Ook kwam er goddelijk leven. Het licht van de doopkaars betekent dat goddelijk licht, licht van God zelf. Heel je ziel straalt ervan ook al zie je dat niet. Je bent nu van Jezus. Kijk maar op de plaat. Jezus bracht God in je ziel. Daardoor ben je een kind geworden van de goede Hemelvader. Nu kun je God eren en dienen als een goed christen.
Door het Heilig Doopsel werd je op de goede weg gezet. Die gaat naar de hemel. Dat zie je boven op de plaat. Maar dan moet je God goed blijven eren en dienen. Is dat gemakkelijk? Neen, door de erfzonde is je wil zwak geworden. Je doet gemakkelijk kwaad. Maar Jezus maakt je sterk. Hij brengt goddelijk leven in je. Zo doen jullie het samen: Jezus en jij. Maar dan moet je je best doen. De Vader in de hemel is dan tevreden. Hier op aarde al ben je dan gelukkig met Jezus. Als je sterft, zal Jezus je ontvangen met open armen. Dat zie je ook op de plaat op het bovenste gedeelte. Jezus brengt je dan naar zijn Vader in de hemel. Daar ben je voor altijd gelukkig. Zo gelukkig, als je hier op aarde nooit kunt zijn.
Je bent natuurlijk heel blij, dat je gedoopt bent. Bedank God er dikwijls voor, vooral op je verjaardag. Er zijn nog heel veel kinderen, die niet gedoopt zijn. Jezus heeft graag, dat die ook gedoopt worden. Daarom moet je dikwijls bidden voor die kinderen.

Het Pinksterfeest

Het Pinksterfeest

Jezus was naar de hemel teruggegaan. Maria met de apostelen gingen toen naar de zaal van het Laatste Avondmaal. Daar bleven ze samen bidden, tot de Heilige Geest zou komen. Wanneer dat gebeuren zou, wisten ze niet. Negen dagen gingen voorbij. Maria en de apostelen bleven maar bidden. Toen kwam de tiende dag. Ineens begon het heel hard te waaien. Wat zou dat zijn? Tongen van vuur kwamen uit de hemel. Boven Maria zweefde zo’n tong. En ook boven de apostelen. Je kunt dat op de plaat zien. De Heilige Geest daalde neer.
Hij maakte van de apostelen heel andere mensen. Ze begrepen toen beter, wat Jezus hen vroeger geleerd had. Ze waren ook niet bang meer voor de Joden. Petrus, de eerste Paus, ging naar buiten. Daar stonden heel veel mensen. Ze hadden die storm ook gehoord, rondom het huis. Nieuwsgierig kwamen ze kijken. Je ziet dat op de plaat linksboven. Toen Petrus al die mensen zag, begon hij te preken over Jezus. Veel mensen geloofden toen, wat Petrus hun leerde. Ze hadden spijt, dat ze Jezus dood gemaakt hadden. Drieduizend mensen lieten zich dopen. Dat zie je op de plaat rechtsboven. Dat waren de eerste christenen van de jonge Katholieke Kerk. De Katholieke Kerk zie je voorgesteld door de St. Pieterskerk te Rome. Bovenaan op de plaat, in het midden.
In Rome woont de Paus. Hij bestuurt de Kerk in naam van Jezus. Met Pinksteren kwam de Heilige Geest over de Apostelen.

Jezus gaat naar de hemel

Jezus gaat naar de hemel

Na zijn verrijzenis bleef Jezus nog veertig dagen op aarde. Toen ging Hij naar de hemel terug. De apostelen bleven op aarde achter. Die moesten met zijn werk doorgaan. Ze moesten de mensen leren, hoe ze in de hemel kunnen komen. Jezus beloofde hen te helpen. Hij zou hun de Heilige Geest sturen. Met Maria, de apostelen en veel andere mensen ging Hij naar de Olijfberg. Toen ze daar waren, zegende Jezus hen voor het laatst. Toen ging Hij naar de hemel. Kijk maar op de plaat. Steeds hoger steeg Hij, altijd hoger. Op het laatst verdween Hij achter de wolken. We noemen dat: de Hemelvaart van Jezus. Dat gebeurde op de veertigste dag na zijn verrijzenis.
Jezus is niet alleen teruggegaan naar de hemel. Er waren veel zielen bij Hem. Dat waren de zielen van brave mensen, die voor Jezus gestorven waren. Ze gingen met Hem mee de hemel binnen. Het was een prachtige stoet. Zo zie je op de plaat, rechts van Jezus: Adam en Eva, Mozes, en Abel met zijn lammetje. Aan de andere kant: de H. Jozef en Abraham. Wat doen die engelen met hun palmtakken? Ze gaan Jezus tegemoet. Ze zingen en juichen. Zo trekt de hele stoet naar God de Vader. Daar zijn ze nu voor eeuwig gelukkig. Ook voor jou heeft Jezus een plaats klaar gemaakt. Als je braaf leeft, mag je ook in de hemel komen. Jezus heeft dat zelf beloofd. Maar vraag het ook voor anderen. Vooral voor de zondaars en de heidenen, die God niet kennen.

Onze verrijzenis

Onze verrijzenis

Onder de plaat staat: “Ook wij zullen eens verrijzen.” Ja, alle mensen moeten sterven. Maar zij zullen ook eens verrijzen. Weet je, wat dat betekent? Alle mensen zullen eens uit hun graf opstaan. Alle doden worden weer levend. Net als Jezus. Eerst blazen de engelen op een mooie trompet. Dat is een bazuin. De mensen in hun graf horen dat. Ze komen naar buiten, ze verrijzen. Brave mensen en slechte mensen. Kijk maar eens naar de plaat. Zie je ze goed?
Die brave mensen hebben een mooi, nieuw lichaam. Zij hebben geluisterd naar Jezus en zijn priesters. In hun leven hebben ze pijn gehad en verdriet. Maar ze hebben dat geduldig verdragen. Om God te eren en te dienen. Nu zien ze blij naar Jezus en zijn kruis. Het lijden is voorbij. Het duurde maar kort. De vreugde duurt heel lang, eeuwig.
Weet je ook, wie daar op de plaat staan? Achter O.L. Vrouw: de H. Franciscus, de H. Catharina, de H. Willibrordus en de H. Koning Lodewijk. Aan de andere kant staan: de H. Johannes de Doper, de H. Petrus met die twee sleutels, de H. Paulus met het zwaard en de H. Dominicus.
Ze waren hier op aarde grote vrienden van God. Nu staan ze dicht bij Hem. Het zijn zijn beste vrienden. Ze gaan met Jezus naar de hemel. Daar krijgen ze de mooiste plaatsen. Met ziel en lichaam zijn ze bij God. Ze zijn voor altijd gelukkig!
Kijk nu eens naar de slechte mensen. Hun lichaam is niet mooi. Bah! Hoe lelijk! Ze hebben veel pijn en verdriet. Ze wilden God niet eren en dienen. Ze willen niet naar het kruis kijken. Daar wilden ze niets van weten, toen ze nog op aarde leefden. Ze gaan naar de hel. Door eigen schuld! Daar moeten ze altijd pijn lijden, naar ziel en naar lichaam. Ze mogen God nooit zien. Dat is hun grootste straf. Ook wij zullen eens verrijzen, tot eeuwig geluk of tot eeuwige straf.

Jezus is verrezen

Jezus is verrezen

Jezus is op Goede Vrijdag gestorven en begraven. Nog waren de slechte Joden niet gerust. Ze waren bang.
Weet je waarvoor? De Joden dachten: De apostelen kunnen weleens komen en het lichaam van Jezus wegnemen. Ze zouden dan zeggen: Hij is niet meer in het graf. Hij is verrezen. Daarom zetten ze soldaten bij het graf. Die zouden wel zorgen, dat het niet gebeurde.
Het was zondagmorgen. Nog heel vroeg. Langzaam kwam de zon op. Ineens gebeurde het grootste wonder. Jezus bracht zijn heilige Ziel in zijn heilig Lichaam. Hij maakte Zichzelf levend. Christus verrees! Het graf bleef gesloten. Toch kwam Jezus naar buiten. Zomaar dwars door de steen. Kijk maar eens goed op de plaat. Zie je zijn lichaam blinken? Zijn kleren zijn wit als sneeuw. En zie je de wonden van Jezus ook? In zijn zijde, zijn handen en voeten? Ze zijn nu heel mooi. Ze doen geen pijn meer. Het lijkt wel, of er stralen uit komen. Het Lichaam van Jezus is zo heerlijk dat de soldaten niets meer kunnen zien. Ze vallen achterover. Ze houden het schild voor hun gezicht. Zie maar op de plaat. Dan lopen ze vol angst hard weg. Jezus bleef niet bij het graf. Hij verscheen aan Maria en de apostelen. Hij sprak met hen. Ze zagen allemaal, hoe mooi Hij was.
Wij vieren de verrijzenis van Jezus op het feest van Pasen.
We zijn blij, dat Jezus zo gelukkig is. Wij zijn ook blij, omdat Jezus ons verlost heeft. Jezus kan nu alle mensen naar de hemel brengen. Hij geeft ons alles weer terug, wat we door de zonde verloren hebben. Hij helpt ons, om God te eren en te dienen. Als we dat doen, zal Jezus ons, ook na onze dood, levend maken. Dan zullen we uit het graf opstaan. Dan zal ook ons lichaam blinken. Dan zijn we voor altijd gelukkig bij God. Geen lijden meer. Geen dood meer. Eeuwig gelukkig in de hemel.
Op zondagmorgen is Jezus verrezen. Daar moet je iedere zondag aan denken.
Denk daaraan, als je naar de H. Mis gaat. Vraag dan aan God Hem altijd goed te eren en te dienen. En zo in de hemel te komen.

Jezus offert zich voor ons aan het kruis

Jezus offert zich voor ons aan het kruis

Adam en Eva wilden God niet eren en dienen. Dat was erg ondankbaar van hen. Ze joegen God uit hun ziel weg. Ze waren geen vrienden meer van God. De hemel was gesloten. Op aarde hadden ze veel pijn en verdriet. Eenmaal moesten ze sterven. Alle mensen waren ongelukkig. Door die ene zonde van Adam en Eva. Was daar niets aan te doen? Neen! Adam en Eva konden hun zonde niet goed maken.
Alle mensen tesamen ook niet. Dat kon er maar één: Jezus. Want Jezus is God en mens. Hij is voor ons mens geworden. Hij stierf aan een kruis. Dat was een groot offer. We noemen dat het H. Kruisoffer. Jezus gaf toen aan Zijn Vader de grootste eer. AIIe mensen werden weer vrienden van God.
Je kunt dat allemaal zien op de plaat. Kijk maar heel goed. Zie je die engel ook? Hij maakt de hemelpoort open. Nu mogen we er gelukkig weer in. Door zijn lijden en dood heeft Jezus ons verlost. Bedank Jezus maar eens echt daarvoor. Bid dikwijls wat hier staat: “Jezus, ik ben helemaal van U. Ik ben van U, als ik leer. Ik ben van U, als ik speel. Ik ben van U, als ik wakker ben en als ik slaap. Laat mij altijd van U zijn, vooral als ik sterf. Dan mag ik met U, Jezus, naar de hemel. Want wie gedoopt is, hoort bij U. U brengt me dan bij de Vader en de Heilige Geest. Daar ben ik voor altijd gelukkig.”

Wat Jezus voor de mensen deed

Wat Jezus voor de mensen deed

Adam en Eva konden hun zonde niet goed maken. Ook niet alle mensen tesamen. Jezus heeft dat voor ons gedaan. Hij heeft ons weer kind en vriend van God gemaakt. Daardoor kun je nu in de hemel komen. Jezus heeft daar veel voor geleden. Dat lijden begon al in Betlehem. Daar leed Hij kou en armoe. Hij is altijd arm willen blijven. Toen Hij de mensen ging leren, had Hij dikwijls dorst en honger. Ook was hij vaak vermoeid. Hij deed de mensen alleen maar goed.
Toch wilden velen niet geloven, dat Hij God is. Jezus had daar veel verdriet van. Op het laatst zeiden veel mensen, dat Hij een bedrieger was. Waarom? Omdat Hij Zich noemde: De Zoon van God. Daarom moest Hij sterven.
Judas, één van zijn apostelen, hielp de vijanden van Jezus. Hij hielp Hem gevangennemen. Dat gebeurde in de Hof van Olijven. Daar was Jezus aan het bidden. Dat zie je op de eerste plaat. Als God wist Jezus, wat Hij moest lijden. Als mens was Hij daar bang voor. Zo bang, dat Hij van angst water en bloed zweette. Hij deed zijn armen wijd uit elkaar en vroeg zijn Vader Hem te helpen. Toen stuurde zijn Vader een engel uit de hemel. Die troostte Jezus en maakte Hem sterk.
Kijk nu eens naar het tweede plaatje. Wat zie je daar? De soldaten spotten met Jezus. Ze doen net, of Hij koning is. Zie je die rode mantel? Dat is zijn koningsmantel. En die doornenkroon? Die rietstok is de staf van de koning. De soldaten komen Hem nu groeten. Dat doen ze alleen om te spotten. Ze spuwen Hem in het gezicht. Ze slaan heel hard op de kroon. Dat doet die arme Jezus veel pijn. Maar Hij wil het verdragen. Voor de zonden van alle mensen. Ook voor die van jou! Om alles weer goed te maken. Toen moest Jezus Zijn kruis dragen. Het deed Hem erg veel pijn. Ineens zag Hij zijn Moeder staan. Kijk maar op het derde plaatje. Wat lijdt die arme moeder. En zij mag haar Kind niet helpen. Maria lijdt mee voor jou! Met Jezus samen wil ze alle mensen weer vrienden van God maken.
Jezus heeft veel voor ons geleden. Uit liefde en dankbaarheid bidden we de kruisweg. Dat zie je op het vierde plaatje. Doe dat ook dikwijls. Dat ziet Jezus graag. Hij helpt je dan om niet gauw te klagen, als je pijn en verdriet hebt.

Jezus laat zien, dat hij God is

Jezus laat zien, dat hij God is

Jezus was nu dertig jaar oud. Hij ging weg van Maria. Aan de mensen ging Hij leren, hoe zij God moesten dienen. Hij zei hun wat zij moesten doen om gelukkig te zijn. Hier op aarde en later in de hemel. Jezus had ook helpers. Die waren met twaalf man. Zij heetten: apostelen.
Vooral toen Jezus dood was, moesten ze veel preken. Ze wisten, dat Jezus God is. Veel mensen wisten dat niet.
Jezus deed veel wonderen. Op de plaat staan er maar vier. Toch heeft Jezus er veel meer gedaan. Men bracht Hem eens een man, die lamme benen en voeten had. Geen dokter kon hem genezen. Jezus zei: “Neem je bed op en ga naar huis.” De man kon ineens staan en lopen. Zo machtig is Jezus.
Op de weg kwam Hij eens een blinde tegen. De arme man had nooit kunnen zien. Het was altijd donker voor hem. Geen dokter kon zijn ogen genezen. Jezus nam een beetje slijk en streek dat over de ogen. “Ik zie! Ik zie!” riep de man blij. Zo machtig is Jezus.
Eens zat Jezus in een boot. Hij had de hele dag gepreekt en was heel moe. Hij viel in slaap. Ineens werd de lucht donker. Het begon heel hard te waaien. Het water werd wild. De boot sloeg bijna om. En Jezus sliep maar door. De apostelen werden bang. Ze maakten Jezus wakker. “Heer, red ons, wij vergaan!” Jezus stond kalm op. Hij strekte Zijn handen uit. Ineens was het water weer rustig. Zo machtig is Jezus.
Jezus wandelde eens met zijn apostelen dicht bij een stad. Daar kwam een begrafenis aan. Achter de baar liep een vrouw. Zij schreide heel erg. Haar jongen was gestorven. Jezus kreeg medelijden. Hij zei tegen de dragers: “Sta stil!” Toen nam Hij de jongen bij de hand. Hij zei: “Jongeling, Ik zeg u, sta op!” De dode werd weer levend. Jezus gaf hem aan zijn moeder terug. Zo machtig is Jezus. Veel mensen geloofden toen, dat Hij God is.

Jezus van Nazaret

Jezus van Nazaret

Jezus bleef niet lang in Betlehem. De boze koning Herodes wilde Hem doden. Toen vluchtten Jozef en Maria met hun Kindje. Ze gingen naar een ver land. Dat land heette Egypte. Daar bleven ze een hele tijd. Toen Herodes dood was, zei een engel tegen Jozef: “Ga maar weer terug naar uw land. De wrede koning leeft niet meer.” Ze gingen op weg. Maar niet naar Betlehem. De nieuwe koning was ook slecht. Ze gingen naar Nazaret. Daar had die koning niets te zeggen. Jezus leefde daar als een gewoon kind. Net als jij. Hij was heel gehoorzaam en lief voor Jozef en Maria. Hij leert jou, hoe je God moet eren en dienen.
Jezus is ons voorbeeld. Kijk nu maar eens naar de verschillende plaatjes. Midden in Nazaret stond een diepe waterput. Daar gingen de mensen water halen met een kruik. Als Maria aan Jezus vroeg, dat ook te doen, gehoorzaamde Hij direct. Zo diende en eerde Hij God.
Piet is buiten aan het spelen. Moeder roept hem naar binnen. Hij gehoorzaamt direct. Zo eert en dient Piet God. Als Jozef aan het werk was, ging Jezus hem helpen. Toen Hij klein was, raapte Hij de krullen op. Toen Hij groter werd, timmerde Hij ook mee.
Zo moet ook jij vader en moeder graag helpen. Hier helpt Annie moeder met tafel dekken. Dat ziet God graag. Zo eert en dient zij God.
De kleine Jezus was goed en vriendelijk voor iedereen. Hij speelde blij met de kinderen uit zijn dorp. Zo moet jij ook goed zijn voor iedereen, en zonder ruzie met anderen spelen. Zo eer en dien je God, en wordt het goddelijk licht in je ziel steeds mooier.

Maria, onze Moeder

Maria, onze moeder

De kleine Jezus had een Moeder. Net als alle andere kinderen. Zij was de heiligste van alle vrouwen. Ze heette Maria. Zij woonde te Nazaret. Daar bad ze heel veel. Zij vroeg, dat de Verlosser gauw zou komen. Op een keer was zij weer in haar kamertje aan het bidden. Eensklaps straalde daar een hemels licht. Een prachtige engel stond voor Maria. Het was de engel Gabriël. Hij zei: “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen.”
Maria schrok. Maar de engel zei: “Vrees niet, Maria. God heeft mij gezonden. Ik kom u vragen, of gij de moeder wilt worden van de Verlosser.” Maria wist niet wat zij hoorde. Wat een grote eer! Dat verdiende zij niet. Maria durfde niet goed ja zeggen. Maar toen zei de engel: “De Heilige Geest zal u helpen.” Daarna boog Maria het hoofd en zei: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.” Dat wil zeggen: Ik ben niet waard om de moeder van God te worden. Maar ik wil alles, wat God wil. Toen daalde de Heilige Geest neer en werd Maria de moeder van Jezus en ook van ons.
Toen Jezus aan het kruis hing, stonden daar zijn moeder en de apostel Johannes. Jezus keek naar Johannes. En toen naar Maria. Hij zei tegen Maria: “Ziedaar uw Zoon.” Tegen Johannes zei Hij: “Ziedaar Uw Moeder.” Zo werd Maria ook jouw moeder. Zij houdt veel van je.
Zij helpt je, om een goed kind van God te zijn. Alles wat zij vraagt, kan zij van God krijgen. Bid daarom veel tot Maria. Bid dikwijls je rozenkrans. Draag het scapulier. Vergeet niet je drie Weesgegroetjes, ‘s morgens en ‘s avonds.
Zeg daarbij: “Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, o Maria, zuiver mijn lichaam en heilig mijn ziel.”