Twaalfde artikel – Ik geloof in het eeuwig leven

De Hemel

1. De laatste woorden van de geloofsbelijdenis luiden: “Ik geloof in het eeuwig leven”. Dit wil zeggen dat er na dit aardse leven nog een ander bestaan zal zijn, hetzij gelukkig in de hemel, hetzij ongelukkig in de hel.
2. We weten dat er na dit leven een nieuw leven volgt omdat God ons dat zo geopenbaard heeft. Het hiernamaals is ook noodzakelijk voor het belonen van de goede mensen en het straffen van de slechten.
3. De hemel of het paradijs is de plaats waar enkel vreugde is, en waar de engelen en de heiligen God aanschouwen en met eeuwigdurend geluk overladen worden.
4. Mensen die sterven in staat van genade en geen goddelijke straffen meer te ondergaan hebben, gaan naar de hemel.
5. We weten dat de heiligen in de hemel God zien. Jezus, de Zaligmaker, heeft immers zelf gezegd: “Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.”
6. Het geluk van de hemel is zo totaal dat wij het met ons beperkt verstand niet kunnen begrijpen. Zo zegt de heilige Paulus: “Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben.”
7. Volgens de kerkvaders is het eeuwig leven gelijktijdig de verlossing van alle tegenspoed en het bezit van alle goederen.
8. Wat betreft de tegenspoed is de bijbel duidelijk. Wij lezen immers in de Openbaring van Johannes: “De gelukzaligen zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen.” Op een andere plaats staat ook geschreven: “God zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”
9. Wat betreft de goederen zal hun heerlijkheid overgroot zijn en zullen zij vreugde en plezier opwekken in alle mogelijke gedaantes. Momenteel kunnen wij echter niet de waarde van deze goederen begrijpen; zij kunnen zich niet aan onze geest openbaren.
10. Om hiervan te genieten moeten wij eerst binnentreden in de vreugde van de Heer. Dan zullen we ervan doordrongen en ondergedompeld worden. Al onze wensen zullen bewaarheid worden.
11. Hoewel alle heiligen in de hemel God kunnen aanschouwen, is hun geluk nochtans in verhouding tot hun verdiensten.
12. Op dit ogenblik zijn enkel de zielen van de overledenen in de hemel. Na de verrijzenis zullen ook hun lichamen volgen.
13. De gelukzaligen zullen God zelf voor eeuwig aanschouwen. Deze meest uitmuntende en wonderbaarste van alle gaven, zal hun de goddelijke natuur openbaren en hen in bezit stellen van echte en onherroepelijke zaligheid. Wij moeten dat zo vast geloven, dat de geloofsbelijdenis van de kerkvaders van Nicea het zelfs expliciet vermeldt: “Ik verwacht de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven.”

Verklaring van de prent

14. Deze prent stelt ons de hemel voor. We zien in het midden de drie goddelijke personen in een driehoek op een glorietroon gezeten en omringd door engelen. Velen van hen spelen op diverse speeltuigen en anderen zwaaien met een wierookvat voor de drie goddelijke personen. Aan hun hoofd staat de heilige maagd Maria, hun koningin; zij zit aan de rechterkant van haar zoon, Jezus Christus. Ze zetelt op een troon die kleiner is dan die van God, maar toch hoger dan iedereen die niet aan God gelijk is.
15. Op de tweede rij bevinden zich rechts de heilige Johannes de Doper, Mozes, David, Abraham en andere heiligen van het Oude Testament. Links zien we de heilige Jozef, de heilige Petrus en de overige apostelen, een evangelist met een boek in de hand en verschillende heiligen van het Nieuwe Testament.
16. Op de derde rij zien we de andere heiligen waaronder de martelaren, zoals de heilige Stefanus, heilige bisschoppen, een heilige koning, heilige maagd-en-martelaressen zoals de heilige Cecilia en de heilige Catharina, alsook heilige vrouwen zoals de heilige Maria Magdalena.
17. De heilige Stefanus houdt een steen in de hand, omdat hij gestenigd werd.
18. De heilige Cecilia heeft een harp in de hand, omdat zij onder begeleiding van muziekinstrumenten Gods lof zong.
19. Aan de voeten van de heilige Catharina ligt een verbrijzeld rad, omdat men haar probeerde te radbraken, d.w.z. martelen door haar vast te binden op een rad vol met scherpe foltertuigen. Het rad brak echter toen men het in het in beweging wilde zetten.
20. De heilige Maria Magdalena heeft een kruik in de hand omdat zij het hoofd van Jezus, de Zaligmaker, waste met kostbare, geurige oliën.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *